Speeltuinvereniging Henrick de Keijser, een initiatief van Pijpbewoners

Datum: 1 september 2025 / Editie: Augustus 2025 / Auteur(s): Evelien Mellink

Hun kwajongensstreken varieerden van onschuldig kattenkwaad tot vernielingen en overlastgevend gedrag. Speeltuinvereniging Henrick de Keijser probeerde hier wat aan te doen door middel van sport en spel.

In de tweede helft van de negentiende eeuw kwamen veel mensen van het platteland naar de stad, op zoek naar werk. Om al deze arbeiders te huisvesten werden nieuwe volkswijken gebouwd, zoals De Pijp. Daar leefde men in grote gezinnen in kleine woninkjes dicht op elkaar. De jeugd hing de hele dag op straat, op zoek naar vermaak dat er niet was.

Gelukkig waren er mensen die zich om hen bekommerden; zij stelden dat hun gedrag uit ‘ledigheid en verveling’ voortkwam. Wilde men dit bestrijden, dan moest men ze niet hardhandig straffen maar bezigheden aanbieden, zoals knutselen, muziek of sport.

District V
In De Pijp begon een groepje sociaal bewogen buurtbewoners met het organiseren van activiteiten voor kinderen. Dit werd zo’n succes dat er vaker activiteiten werden georganiseerd. Omdat het aantal kinderen dat meedeed voortdurend toenam en het aantal activiteiten groeide, werd op 13 november 1913 de ‘Vereniging tot verkrijging van een kinderspeeltuin in District V’ opgericht, genoemd naar het (kies)district waar De Pijp in lag. Het kreeg een verenigingsblad met de veelzeggende naam ‘Het Kinderbelang’.

Kinderen konden lid worden van deze vereniging waar ze aan verschillende activiteiten mee konden doen, zoals gym, zang, figuurzagen, brei- en handwerken. Ook waren er wandelingen, lezingen en vertelavonden. Er kwamen snel clubs bij, zoals toneel, operette en mandoline. De vereniging streefde echter niet alleen naar hun geestelijke en culturele ontwikkeling maar ook naar hun lichamelijk ontwikkeling, naar een ‘kinderspeeltuin’.

De speeltuin was al in het Tweede Plan Zuid van Berlage op het Henrick de Keijserplein ingepland. In 1916 is het er gekomen en op 13 mei feestelijk geopend door Burgemeester Tellegen en wethouder Vliegen (van het Vliegenbos). De speelplaats heette toen nog ‘Speeltuinvereniging District V’. Pas in 1956 is de naam in Henrick de Keijser veranderd.

Er kwamen schommels, een wip, een zandbak en wat later ook een muziektent waarin uitvoeringen werden gegeven door de diverse clubs. In 1920 kreeg de speeltuin een clubhuis, een houten gebouwtje in de stijl van de Amsterdamse School. Daarvoor hadden ze het steeds moeten doen met ruimtes in de buurt.

Opgestookte speeltoestellen
Na de oorlog was er niets meer van de speeltuin over, de houten speeltoestellen en het clubgebouw waren opgestookt in de hongerwinter. Alles is toen opnieuw opgebouwd. Het clubhuis werd in de oude stijl herbouwd en er kwamen nieuwe speeltoestellen van staal. Langs het hek kwamen onder andere een klimrek, een hele hoge glijbaan en een kleuterdraaimolen. De stenen onderrand van de muziektent werd een zandbak. De rest van het plein was voor sport en spel.

Er was opnieuw een veelheid aan clubs en activiteiten, zoals een ‘bootjesclub’ waar modelzeilbootjes werden gebouwd, een zwemclub, een vliegtuigclub. Je kon pitriet vlechten, timmeren, er waren tuinfeesten, kampeerweken, teveel om op te noemen. Er zijn zelfs wielerrondes in de buurt gehouden.

Van 1939 tot 1974 was de toezichthouder Jan Hogeman, ‘Ome Jan’ die heel veel voor de speeltuinvereniging en de kinderen heeft betekend. Zo heeft hij in de strenge winter van 1963 een ijsbaan op het plein aangelegd.

Speeltuinvereniging Henrick de Keijser bestaat niet meer, maar de speeltuin is er nog altijd. Het voormalig clubhuis is nu een gezellig buurthuis waar nog steeds verschillende activiteiten georganiseerd worden.

Foto: Beeldbank Stadsarchief Amsterdam - Uitgever W.Keijser

Geen villa’s maar taartpunten

Datum: 28 oktober 2022 / Editie: Oktober 2022 / Auteur(s): Evelien Mellink

Wie wel eens door de Gerard Doustraat loopt passeert aan één kant een paar zijstraten die daar in een scherpe hoek op uitkomen. Op die hoeken zijn huizen gebouwd in de vorm van een punt, in de volksmond ‘taartpunten’. Dit roept de vraag op naar het verhaal hier achter, want dit was vast niet zo bedoeld. Die taartpunten waren inderdaad nooit zo gepland. Integendeel: oorspronkelijk was hier een chique wijk gepland met luxe woningen. Wie de Gerard Doubuurt kent, weet dat hier niets van terecht is gekomen. Het is het nog steeds actuele verhaal van woningnood en opgejaagde huurprijzen voor kleine, slechte woninkjes in een vrije markt, die gericht was op zoveel mogelijk winst.

Het uitbreidingsplan van Van Niftrik
Toen in de tweede helft van de 19e eeuw het bevolkingsaantal van Amsterdam meer dan verdubbelde wilde men de stad fors uitbreiden. Stadsingenieur Van Niftrik was in 1866 om een uitbreidingsplan gevraagd voor de hele ring tussen de voormalige stadswal en de verderop gelegen gemeentegrens. Bij De Pijp ging het om het gebied tussen de Singelgracht bij de Stadhouderskade en de Ceintuurbaan, het noordelijk deel van De Pijp.

De Pijp moest daarin een wijk worden met luxe appartementen en villa’s aan brede lommerrijke lanen: de Jacob van Campenstraat en Daniël Stalpertstraat. De Quellijnstraat en Saenredamstraat kwamen in dat plan niet voor. Van Niftrik zag in zijn dromen een soort Parijs met brede boulevards voor zich. Hier moest de nieuwe stad komen; een nieuw centrum, met ook het nieuwe centraal station.

In zijn ontwerp zou alle bestaande bebouwing gesloopt moeten worden, waarbij hij er voor het gemak van uitging dat grondeigenaren, bedrijven en bewoners onteigend of uitgekocht zouden worden. Tot die bestaande bebouwing behoorde ook de Zaagmolensloot (nu Albert Cuyp), die van de Boerenwetering naar de Amstel liep, met op beide oevers houtzaagmolens, werven en inhammen voor aanlegplaatsen. Dit was een soort industriepark. Geen aannemer zou hier villa’s willen bouwen zolang de Zaagmolensloot in bedrijf was.

Zoals te verwachten viel, werd het plan afgewezen omdat het veel te duur was en onuitvoerbaar. Men vond het een prachtig plan, maar onrealistisch en te groots van opzet. Een ‘hersenschim’. In afwachting van een nieuw plan mocht het noordelijkste deel van De Pijp tot aan de Zaagmolensloot toch alvast volgens dit plan bebouwd worden.

Revolutiebouw
Omdat de gemeente slechts gedeeltelijk grondeigenaar was, kon ze geen regels stellen aan het bouwen. De bebouwing werd overgelaten aan de vrije markt, waarin men zo min mogelijk kon of wilde ingrijpen. De vrijheid van handelen van het individu woog zwaarder dan het algemeen belang. Zo konden particuliere bouwers en ondernemers ongestoord hun gang gaan en daarbij vooral hun eigen belang najagen: zo veel mogelijk winst maken. Geen luxe woningen maar ‘revolutiebouw’ of ‘speculatiebouw’; zoveel en zo goedkoop mogelijk dicht op elkaar gebouwde kleine woningen van slechte kwaliteit. Op verzoek van de bouwondernemers werden de Quellijnstraat en Saenredamstraat aan het stratenpatroon toegevoegd zodat er nog meer winst kon worden gemaakt.

Zaagmolensloot
Deze vier straten eindigden abrupt bij de molens en werven aan het Noordelijk Zaagmolenpad, nu Gerard Doustraat. Omdat de lanen in het plan Niftrik niet het bestaande slotenpatroon volgden, kwamen ze daar in een scherpe hoek op uit. Dat is anno 2022 nog altijd zichtbaar.

De rest van de noordelijke Pijp tot aan de Ceintuurbaan is bebouwd volgens Plan Kalff, de opvolger van Van Niftrik. Hij wilde snel arbeiderswoningen bouwen en volgde daarbij de loop van de sloten. De sloten werden straten en zo ontstonden de lange smalle straten die van de Boerenwetering naar de Amstel liepen. De Zaagmolensloot liet hij ongemoeid; hij bouwde er gewoon omheen! Geleidelijk aan werden de molens ingesloten door de bebouwing, waardoor ze geen wind meer vingen en onrendabel werden. Zo kon de Zaagmolensloot uiteindelijk gedempt worden, tot wat nu de Albert Cuyp is.

Gerard Doubuurt
Als je op de plattegrond kijkt, zie je dat het wijkje boven de Gerard Doustraat de vorm van een driehoek heeft die duidelijk onderscheidbaar is van de rest van de noordelijke Pijp. Bij de Gerard Doustraat zie je de overgang naar het voormalige slotenpatroon, waardoor de zijstraten in een scherpe hoek op deze straat uitkomen en dus hoekhuizen met een punt hebben.