Het Sarphatipark: een goudmijn voor vogelspotters

Datum: 26 april 2021 / Editie: April 2021 / Auteur(s): Ella Santhagens

De merel, zanglijster, koperwiek, kauw, ekster, Vlaamse gaai, winterkoning, roodborst, boomkruiper, boomklever, bonte specht, houtduif, Turkse tortel, halsbandparkiet, grote alexanderparkiet, waterhoen, meerkoet, krakeend, wilde eend, nijlgans, pimpelmees, staartmees, ijsvogel en het vuurgoudhaantje. Te zien in Artis? Wel nee! Gewoon in onze gemeenschappelijke achtertuin.

Wie vaak door het Sarphatipark wandelt, heeft ze deze lentemaand ongetwijfeld gezien. Kleine vrolijke verenbolletjes die door het frisse groene gras huppelen: nijlganskuikens. Met zijn negenen stelen ze de show van het park. Bijna elke voorbijganger stopt om dit schattige tafereel vast te leggen. “Hoe kunnen ze zó klein zijn?”

Naast nijlganzen barst het van de eenden en de meerkoeten in het park. Deze stadsvogels zijn zo gewend aan mensen, dat ze ongegeneerd door de picknickende en bierdrinkende parkbezoekers waggelen op zoek naar stukjes brood. Maar wat weinig bewoners weten, is dat het Sarphatipark ook wordt bezocht én bewoond door zeldzame vogels. Soorten die je niet snel in de natuur ziet, maar die het toch prettig vinden om in onze achtertuin te nestelen.

Koperwieken
“In die ijzige sneeuw week van afgelopen winter zag ik koperwieken”, vertelt vogelaar Thom Kruider (61) die al acht jaar in het Sarphatipark komt om vogels te spotten. Dit is een lijster met rode veertjes onder zijn vleugels die goed te zien zijn als hij vliegt. “Normaal gesproken zijn die heel schuw en zitten ze altijd verstopt tussen oude bladeren. In die koude week was de angst en de schuwheid voor mensen weg en zag ik ze in het Sarphatipark. Het draaide toen enkel om overleven en voedsel vinden.”
Volgens Kruider is het Sarphatipark een aantrekkelijk park voor vogels omdat er goed wordt gelet op de biodiversiteit, de bomen dicht op elkaar staan, er met zorg gesnoeid wordt en er mensen van het groenbeheer werken die verstand van zaken hebben. Er staan stokoude iepen, grote hulstbomen en aan de randen van het park groeien taxusbomen. De variatie aan bomen zorgt voor een variatie aan vogels. “De vuurgoudhaantjes en de goudhaantjes zijn de kleinste vogeltjes van Nederland en ze zijn gek op het Sarphatipark!” Dat komt door de besjes van grote taxusbomen, legt hij uit. Daar komen kleine luisjes en spinnetjes op af die deze vuurgoudhaantjes eten.
“Als het vuurgoudhaantje zich opwindt zet hij zijn kuif op. De oranje gekleurde veren lijken dan net op vlammen van vuur, vandaar de naam. Het goudhaantje, zijn collega, heeft een minder vurige kop, die is geler.”
Kruider vervolgt: “In de herfst kan je goed het gedrag van Vlaamse gaaien observeren in het Sarphatipark. Zij gaan in die periode op zoek naar hazelnoten om te verstoppen zodat ze later een wintervoorraad hebben. Maar ook bonte spechten houden van hazelnoten. Die zie je ook vliegen in de herfst in het Sarphatipark. Zij eten zélfs de hazelnoten die nog niet rijp zijn.”

Betrokken bezoekers
Kruider ziet zichzelf nog lang vogels spotten in het Sarphatipark. Hij vindt de parkbezoekers aardig en heeft het idee dat bewoners van De Pijp betrokken zijn met wat er in het park gebeurt. “Daarnaast heeft elk seizoen zijn bekoring. De nestelende vogels in het voorjaar in het ontluikende groen, het gefladder in de zomer, de spechten en Vlaamse gaaien in de herfst en de koperwieken in de winter. Vorig jaar stond ik op het liefdesbruggetje en zag ik een ijsvogel. Die houden van helder stromend water. Het voelde toen net alsof ik bij een beekje in Zuid-Limburg stond.”

Hoe vliegende pingpongballen kunnen leiden tot nieuwe vriendschappen

Datum: 16 februari 2021 / Editie: Februari 2021 / Auteur(s): Ella Santhagens

In een tijd waarin vereenzaming op de loer ligt heeft het Sarphatipark een belangrijke rol gekregen. Niet alleen gaan mensen hier sinds de lockdown vaker naartoe, er komen ook nieuwe vriendschappen tot stand. Pingpong lijkt hierbij het toverwoord.

Sportgroepjes, mensen die hun hond uitlaten, rondrennende kinderen, moeders met cappuccino’s en aan het wandelen geslagen thuiswerkers; sinds de lockdown wordt onze collectieve achtertuin optimaal benut. Zo staan er tegenwoordig rijen voor de koffiekraam van Irini, kan je niet meer ongestoord je gang gaan p het liefdesbruggetje én moet je nu netjes op je beurt wachten als je zin hebt in een lekkere pot tafeltennis.

Topdrukte
Dat blijft niet onopgemerkt. “Er wordt écht heel veel gespeeld sinds corona”, zegt tafeltennisser Marcel. Hij komt al ruim tien jaar in het Sarphatipark. Eerst voornamelijk om te trainen, later om te pingpongen. “De tafels zijn nu bijna altijd wel bezet. Als je wil spelen, moet je eigenlijk echt voor elf uur in het park zijn. Dan maak je de meeste kans.”

Of hij deze drukte vervelend vindt? Niet per se, behalve als kinderen de tafels als picknicktafels gebruiken. De toegenomen populariteit van tafeltennissen zorgt ervoor dat hij meer rekening houdt met de omstanders. “Wat er nu namelijk gebeurt, is dat het soms niet duidelijk is of mensen willen spelen of dat ze alleen maar een beetje staan te kijken.” Omdat hij het belangrijk vindt dat niemand te lang wacht, is hij daar extra alert op, vertelt hij.

Ontmoetingsplek
Druk dus, dat is het zeker. Maar door de drukte ontstaat er iets moois. De tafeltennis-area is een plek waar mensen een gezamenlijke passie delen, elkaar ontmoeten én beter leren kennen. Daar kunnen Claartje en Eric, die beiden in coronatijd het pingpongen hebben ontdekt, goed over meepraten. “Voor corona speelde ik eigenlijk nooit pingpong”, vertelt Eric. “Ik zag dat ik thuis een setje had liggen en wilde het uitproberen, maar het was nog maar de vraag met wie.” Nadat hij buurtgenoot Claartje had gevraagd, die toen ook nog niet pingpongde, werd het binnen de kortste keren hun dagelijkse ritueel.

De gekke balletjes club
“We zijn nu bijna elke dag aan het pingpongen. Zeker vijf à zes dagen per week.” Het is een activiteit die hij ontspannend én leuk vindt. “Wij zeggen wel eens: wij zijn van de gekke balletjes club, want wij slaan alle kanten op!” lacht hij.

Eric is verknocht geraakt aan het sportieve element en het lachen. “Het is ook echt een sociaal gebeuren geworden.” Want naast het contact met andere pingpongers, praten ze veel met hondenbezitters en ouders van kinderen die in het speelparadijs spelen. “Het is eigenlijk een soort kroeg in de openlucht zonder alcohol geworden.”

Sterkere band
Heel leuk, los, sociaal en warm, dat is hoe Eric de sfeer rondom de tafeltennistafels omschrijft. Iets wat Marcel herkent en waar hij ook actief aan probeert bij te dragen. “Als er mensen zijn die op een metertje afstand gaan kijken, dan zeg ik: ‘speel eens een keertje mee!’ En als je dan ziet dat er talent in zit, dan probeer je ze een beetje aan te moedigen. Ik probeer altijd een speelse dynamiek te creëren. Dat er een soort open sfeer is.”

Voor Marcel heeft die open sfeer ertoe geleid dat hij nieuwe mensen heeft leren kennen. “Doordat er tijdens het pingpongen wordt gepraat, creëer je per definitie al een soort band. Heb er bijvoorbeeld ook echt een paar vrienden aan over gehouden. Dat ging heel natuurlijk: eerst een beetje kletsen tijdens het pingpongen en daarna contact gehouden.”

Dat pingpongen kan bijdragen aan onderlinge relaties, merken Claartje en Eric ook. “Onze band is echt een stuk sterker geworden nu we dit dagelijks doen.” Want naast het plezier met elkaar worden er ook persoonlijke gesprekken gevoerd, vertelt hij. Soms tijdens het spelen, maar vooral als ze pauzeren of nadat dat ze uitgespeeld zijn.

Toernooi
Hierdoor lijkt het Eric en Claartje een leuk idee om -zodra corona dat weer toelaat- een toernooi te organiseren. Een toernooi waar iedereen aan mee kan doen, plezier met elkaar kan maken én waar misschien zelfs nieuwe vriendschappen worden gevormd.


Lijkt het jou leuk om mee te denken over hoe dit pingpongtoernooi georganiseerd kan worden? Alle hulp is daarbij welkom! Mail naar: ver.sarphatipark@gmail.com

De ogen en oren van de buurt

Datum: 16 oktober 2020 / Editie: Oktober 2020 / Auteur(s): Ella Santhagens Ella Santhagens (foto: Ella Santhagens)

Wijkagenten uit middelgrote steden zijn overbelast. Door het gebrek aan mankracht moeten zij steeds vaker bijspringen bij hun collega’s van de noodhulp. Hierdoor is er minder ruimte voor het oplossen van lokale problematiek. Geldt dit ook voor de wijkagenten in De Pijp?

Met zijn schouders achteruit en kin omhoog, loopt wijkagent Gertjan Visser met grote stappen richting de ingang van het Sarphatipark. De mensen op het nabijgelegen terras kijken allemaal even op. De reflecterende gele strepen van zijn politie-uniform trekken de aandacht. Alles aan zijn houding straalt gezag uit. Alsof de wijk van hem is. In feite is het gebied tussen de Ferdinand Bolstraat, de Ceintuurbaan, de Gerard Doustraat en de Van Woustraat ook ‘echt’ van hem. Sinds 2018 is Gertjan wijkagent van dit sub-gebied in De Pijp, oftewel de ‘Sarphatiparkbuurt.’

Werkdruk in De Pijp
“In Amsterdam zijn we gelukkig gezegend met het feit dat we best wel veel wijkagenten hebben,” meldt Gertjan. Per wijkagent zijn circa 5000 inwoners ingedeeld. De Pijp is onderverdeeld in acht sub-buurten, die allemaal een eigen wijkagent hebben. Aan wijkagenten geen gebrek dus. Maar Gertjan merkt ook dat er een leegloop is van ‘gewone’ agenten. “Dat is 15 jaar geleden ontstaan. Het geld wat er toen was werd aan andere dingen besteed, maar niet aan politieopleidingen.” Volgens Gertjan is dit de reden dat er nu geen vervanging is voor zijn collega’s die met pensioen gaan. Dit leidt tot een fors tekort aan agenten terwijl de noodhulp wel gewoon moet doorgaan. “Toch gebeurt dat landelijk veel vaker dan hier in Amsterdam. Onze teamleiding probeert de wijkagenten wel echt vrij te houden voor het wijkagenten werk. Maar soms lukt dat niet. Dus af en toe spring ik ook in de auto.”

Taak van de Wijkagent
Terwijl we door het Sarphatipark lopen begroet Gertjan meerdere mensen; het meisje achter de koffiekraam en verschillende mensen die hun hond uitlaten. Ze lijken hem allemaal te kennen en groeten hem enthousiast terug. “Als wijkagent kijk je eigenlijk samen met andere belanghebbenden, zoals de gemeente, buurtbewoners en ondernemers naar hoe je een buurt veilig kan maken en kan houden.” Wanneer bewoners een structureel, langdurig probleem ervaren wat niet met een 112 belletje verholpen kan worden, kan een wijkagent als Gertjan worden ingeschakeld. “Bijvoorbeeld als er op langdurige basis jongeren hangen op dezelfde plek, zou ik eventueel samen met de gemeente kunnen kijken hoe we dit probleem kunnen verhelpen. Kijken wat de mogelijkheden zijn. Dat is de rol van de wijkagent.”

Belang van een bekend gezicht
“Ik vind het echt belangrijk dat ik zichtbaar ben. Dat mensen voelen dat ik aanspreekbaar ben. Wanneer je dat contact dan hebt met mensen, gaat het praten nog makkelijker. Wanneer buurtbewoners zich openstellen kan ik ze ook beter en sneller helpen.”

Tips voor bewoners van De Pijp
“Er komen de laatste periode ontzettend veel meldingen binnen van fietsendiefstal. Het probleem is wel dat lang niet iedereen aangifte doet! Wij hebben namelijk lokfietsen. Daar zit een zendertje in. Die worden dan op plekken gezet waarvan wij veel aangiftes krijgen. Wanneer mensen dus geen aangifte doen, denken wij dat het goed gaat op bepaalde plekken in De Pijp terwijl dat dan helemaal niet zo is.” Dus als je fiets gestolen is: doe aangifte!

“Wat ook nog voorkomt is flipperen.” Hij ritst een vak van zijn politiepak open en haalt er een grijs plastic vierkant uit. “Dit stop je gewoon tussen de deur en het kozijn in en schuif je naar het slot toe. Als de deur niet op het nachtslot zit hoef je alleen de schoot naar binnen te drukken. Zo simpel is het! Dus wanneer dit bij mensen gebeurt laat ik zien hoe makkelijk het gaat. Daarom zeggen wij ook altijd: doe je ramen dicht en deur op slot als je boodschappen gaat doen. Dus niet alleen dichttrekken maar écht op slot!”

Toekomst
Alhoewel de leegloop van agenten landelijk een groter probleem lijkt dan in Amsterdam, maakt Gertjan zich toch enigszins zorgen over de toekomst. “Het dieptepunt hebben we hier nóg niet bereikt, maar ik denk dat het echt erger wordt. We zien nu al dat er collega’s met pensioen gaan en dat er geen vervanging is. Al helemaal omdat een opleiding tegenwoordig ook 3 jaar duurt. Vroeger maar 1 jaar. De drempel om te beginnen ligt dus hoger.” Om die reden wordt er nu nagegaan of de opleiding ingekort kan worden zodat er sneller instroom mogelijk is, meldt een woordvoeder van de politie.

Oproep aan de jeugd
Aangezien het voor zowel bewoners, ondernemers als de gemeente van groot belang is dat er genoeg agenten zijn, moedigt Gertjan de jeugd aan om zich aan te melden bij de politieopleiding: “Het is een mooi, afwisselend en spannend beroep, waarbij je niet van tevoren weet wat er staat te gebeuren! Zeker de moeite waard!”

Nieuwe buren Asielzoekers in De Pijp.

Datum: 25 juni 2020 / Editie: Juni 2020 / Auteur(s): Ella Santhagens Ellis Kramer Rob Godfried (foto: Rob Godfried)

500 asielzoekers zonder verblijfsstatus worden opgevangen op verschillende locaties in Amsterdam. Dat besloot de gemeente Amsterdam vorig jaar in het kader van het landelijke pilotproject ‘Landelijke Voorziening Vreemdelingen’. Twee van deze locaties zijn gevestigd in De Pijp. In de Gerard Doustraat en de Pieter Aertszstraat is ruimte in orde gemaakt voor de zogeheten ‘ongedocumenteerden’. Dit nieuws maakte veel los bij omwonenden: angst, afwijzing, vertrouwen, wantrouwen en instemming.

idden mei zijn de asielzoekers verhuisd naar hun nieuwe, tijdelijke verblijfplaats. Ze zullen hier maximaal 1,5 jaar worden opgevangen. Om te mogen blijven, moeten zij meedoen aan een programma waarin zij werken aan een toekomstperspectief. Dit kan drie vormen aannemen: (opnieuw) een asielaanvraag doen in Nederland, terugkeer naar het thuisland of door migratie naar een ander land. De gemeente Amsterdam hoopt dat het verblijf, in combinatie met deelname aan het programma, de mensen stimuleert om bezig te zijn met hun toekomst. De coördinatie van de opvang is in handen van HVO/Querido. Verschillende andere partrijen begeleiden de bewoners in het programma.

De nieuwe bewoners van De Pijp zijn heel divers, in achtergrond en problematiek: van Russen tot Nigerianen en van Eritreeërs tot Afghanen. Er zijn weinig mensen uit zogenaamde ‘veilige landen’. Wel mensen die ‘in limbo’ verkeren: ze mogen hier niet zijn maar kunnen ook niet naar hun land terug, omdat dat land ze niet opneemt. Ze mogen dus eigenlijk nergens zijn.

Open brief
Omwonenden kregen vorig jaar al de mogelijkheid om zich aan te melden voor een begeleidingscommissie. Deze commissie, die het contact tussen de nieuwe bewoners en de buurt goed gaat volgen, heeft een onafhankelijke voorzitter en bespreekt hoe de komst van de opvang in de buurt wordt ervaren.

Een week nadat de nieuwe bewoners hun intrek hadden genomen in de locatie Pieter Aertszstraat 5, vond een (digitale) bijeenkomst van de begeleidingsgroep plaats. Alle ongeveer tien direct omwonenden gaven daarin aan helemaal nog niets van de nieuwe bewoners te hebben gemerkt. Het was een positieve bijeenkomst waarin vertrouwen van de omwonenden doorklonk. Maar een aantal anderen schreef begin mei al een open brief aan de burgemeester waarin zij hun boosheid uitten over het project.

Hoe is het voor de kinderen?
“We zijn bang dat het wankele sociale evenwicht in de buurt wordt verstoord door de komst van de asielzoekers”, vertellen twee van de briefschrijvers. “Er zijn al genoeg mensen met problemen hier. Diversiteit is heel goed, maar teveel problematiek bij elkaar is niet goed. Asiel zou goed geregeld moeten zijn in Nederland. Wij waren vorig jaar al tegen de komst van deze opvanglocaties en hebben een bezwaarschrift ingediend. Dat hebben we helaas verloren. Nu komt er ook nog eens corona bij. Zoveel mensen dicht op elkaar. De mannen gaan natuurlijk naar het plein, hoe is het voor de kinderen die daar spelen? Die gaan zich misschien onveilig voelen. Gelukkig wordt door onze inspanningen het achterterrein vrijgehouden. Daar zijn we heel blij mee. Ik had graag gezien dat het startersunits waren geworden voor essentiële beroepsgroepen.”

“De veiligheid moet voorop staan en dat zie ik niet, zeker niet nu de coronamaatregelen om 1,5 meter afstand vragen. Dat is daar niet mogelijk. Ik vrees dat ze straks voor mijn werkruimte staan te roken. Ik heb er weinig vertrouwen in. Er zou 24 uur per dag iemand aanwezig moeten zijn die aanspreekbaar is, maar dat is niet het geval. HVO/Querido doet nu nog de woonbegeleiding, maar het is de bedoeling dat die wordt afgebouwd. De bewoning is dan verder zelfstandig. Ik ben niet voor of tegen de opvang, maar ik voel me gewoon niet serieus genomen door de Gemeente. ‘Als er overlast is moet je de politie maar bellen’, zeiden ze.”

Tot rust komen
Ali, 26 jaar, woont in de opvang naast de fietsenstalling – ooit Bank van Lening – in de Gerard Doustraat. Hij is een aardige, rustige en wijze jongeman. Hij vertelt, in ’t Frans, dat hij de derde is uit een gezin van negen kinderen uit Ivoorkust. In zijn thuisland zijn veel spanningen en problemen. Tijdens zijn 7000 kilometer lange reis naar hier, over land en zee, heeft Ali veel doorstaan en veel geleerd. Hij is heel dankbaar voor de hulp die hij nu in Amsterdam krijgt, zodat hij wat tot rust kan komen. Ali schrikt als hij hoort dat niet alle mensen in de buurt blij zijn met de komst van de opvanglocatie. Zelf ervaart hij juist veel vriendelijkheid, wat goed voelt zegt hij, mensen zijn “cool“. Dan begint hij zelf over de angst die mensen zullen voelen: angst voor de vreemdeling die hier een stukje van de taart krijgt. Hij begrijpt het omdat het in Afrika ook zo is: ook daar zijn mensen vaak bang voor de anderen. Maar in Amstelveen, waar hij hiervoor verbleef in de BBB-opvang (bed, bad en brood), ging het ook heel goed tussen de asielzoekers en omwonenden. Ali hoopt in De Pijp mogelijke angst wat te kunnen wegnemen door hier op een natuurlijke manier met de mensen om te gaan. Hoe dan ook is het zijn droom hier veel te leren. Zwemmen bijvoorbeeld, zowel letterlijk als meer figuurlijk. Díe bagage wil hij graag mee terug nemen naar zijn eigen land. Want terug wil hij zeker!

Inloophuis Makom in coronatijd

Datum: 28 april 2020 / Editie: April 2020 / Auteur(s): Ella Santhagens Ella Santhagens (foto: Ella Santhagens)

Het inloophuis Makom in de Pijp is een van de acht inloophuizen van de Regenboog Groep, een organisatie die zich inzet voor kwetsbare Amsterdammers. Hier kunnen verslaafden, daklozen en mensen met sociale of psychiatrische problemen terecht. Makom werd tot voor kort door ongeveer 120 mensen per dag bezocht. Door de huidige coronamaatregelen kan dit niet meer. Hoe houdt een onmisbare plek als Makom zich staande in deze moeilijke tijd?

Het is een van de eerste warme lentedagen van 2020. De Van Ostadestraat wordt beschenen door zonnestralen die als laserlichten door mijn zwarte wollen jas heen branden. Door alle chaos rondom corona heb ik aandacht voor allerlei dingen gehad, behalve voor de weersverwachting. Zwetend van de hitte sta ik voor het inloophuis Makom. Voor veel buurtbewoners is dit een mysterieuze plek: stiekem vraagt men zich af wat er zich achter die grote deuren afspeelt, maar tegelijkertijd durft niemand er naar binnen te gaan.

Al 26 jaar worden hier daklozen en verslaafden opgevangen. Ze kunnen hier terecht voor een warme maaltijd, om een babbeltje met elkaar te maken of om te filosoferen over het leven. Normaal gesproken werken er ongeveer 35 vrijwilligers en worden er wekelijks diverse activiteiten georganiseerd om de ‘bezoekers’ te stimuleren om hun leven weer op orde te krijgen.

Komst van corona
Dit veranderde echter toen ons land werd getroffen door de pandemie. In een paar weken tijd heeft de uitbraak van een virus de gehele samenleving ontwricht. Uiteraard had dit ook consequenties voor Makom. Om erachter te komen hoe Makom met de huidige situatie omgaat, ging ik in gesprek met Kathleen Denkers, die hier al 16 jaar werkzaam is.

Vredige sfeer
Wanneer ik samen met Kathleen naar binnen stap bij Makom, komt een walm van etenslucht me tegemoet. We lopen voorbij de balie en komen uit in een soort grote kantine. Er zitten enkele mensen aan tafels te lezen, te schaken of voor zich uit te staren. Aan de muur hangen kleurrijke schilderijen en hier en daar staan wat plantjes. Een erg vredige sfeer. De man achter de bar merkt me op en vraagt, terwijl hij me van top tot teen bekijkt, of ik iets wil drinken. Als ik hem vraag of hij vrijwilliger is, vertelt hij trots dat hij ‘meewerkend bezoeker’ is, oftewel een dakloze die vrijwillig meehelpt.

Terwijl ik in gesprek ben met de barman, maakt Kathleen even snel contact met verschillende mensen. Haar betrokkenheid spat er vanaf. Nadat ze meerdere mensen begroet heeft, loopt ze terug naar mij. “Dit is dus de inloopruimte”, vertelt ze. “Hier kunnen bezoekers tot rust komen of wat eten en drinken. Boven is de kunstsuite, daar kunnen ze schilderen of knutselen. Maar het belangrijkste wat hier gebeurt, is dat ze hier aangesproken worden met hun naam. Wij behandelen ze voor wie ze zijn, niet voor wat ze zijn.”

Hebben jullie in verband met corona overwogen om de deuren te sluiten?
“Nee. De GGD heeft juist nadrukkelijk gevraagd of wij open wilden blijven. We gaan zelfs extra uren open. Ook bieden we nu slaapplekken aan. Dat was eerst niet. Per nacht kunnen hier nu 8 mensen slapen.”

Hoe gaan jullie momenteel om met de coronamaatregelen?
“We laten nu de mensen in setjes van drie een voor een binnen. Dit in verband met de rij die er meestal staat voordat we opengaan. Iedereen moet daarna meteen zijn handen wassen. We timen dit ook. Hiermee proberen we te controleren dat het ook echt goed gebeurt. Ook mogen er nu in totaal niet meer dan 32 mensen in het gebouw zijn. Vroeger was er meestal 70 man aanwezig. Daarnaast gaan er verschillende groepsactiviteiten niet meer door, zoals karaoke en de veegploeg.

Zijn jullie bezorgd om zelf besmet te raken?
“Sommige vrijwilligers zijn angstig en hebben besloten niet meer te komen. Dat snappen wij volledig. Er wordt tijdens de inloop wel heel goed gelet of mensen ziekteverschijnselen vertonen. Als we dat zien, worden ze gelijk in een aparte ruimte gezet. Dan krijgen ze een mondkapje op en moeten ze zelf hun temperatuur meten. Als die te hoog is, wordt er meteen een verpleegkundige gebeld.”

Merk je dat de bezoekers zich anders opstellen?
“Onze bezoekers stellen zich zó tof op. Ze zijn zo blij en dankbaar dat wij nu gewoon open zijn. Het is echt wel een gevoel van voldoening, met zijn allen samen. Dat samenhorigheidsgevoel voel ik nu heel erg in de inloop. Dat gevoel is er altijd al geweest, maar is nu sterker. Samen strijden.