Versnelde subsidiestop ID-banen

Datum: 1 november 2011 / Editie: November 2011 / Auteur(s): Ron Kretzschmar

De Rijksoverheid draait de komende jaren de geldkraan naar de Nederlandse Gemeenten dicht. Dit dwingt de gemeenten op hun beurt tot ingrijpende bezuinigingen.

Zo kondigde de Amsterdamse coalitie van VVD, PvdA en Groen Links deze zomer aan vanaf 2012 versneld het mes te willen zetten in de zogeheten ID-banen: door de overheid gesubsidieerde banen voor mensen ‘met een grote afstand tot de arbeidsmarkt’, met de bedoeling dat deze mensen met de opgedane werkervaring zouden doorstromen naar een vaste baan. De ID-banen mochten geen reguliere banen verdringen en daarom zijn er voornamelijk nieuwe banen gecreëerd bij non-profit-organisaties, welzijnswerk, culturele instellingen, scholen en verenigingen. De nu aangekondigde subsidiestop voor zo’n 1000 ID-banen zal grote gevolgen hebben voor deze organisaties en instellingen, ook in De Pijp.

De VVD, voorstander van de subsidiestop, meent dat de huidige ID-regeling te weinig rendement oplevert, in die zin dat te weinig mensen met een ID-baan doorstromen naar een vaste baan. De regeling zou daarmee te kostbaar zijn en ook onrechtvaardig. Het in stand houden van de regeling zou namelijk ten koste gaan van kansrijke werkzoekenden met een uitkering. Liever ziet de VVD daarom het resterende budget aangewend om deze mensen sneller aan regulier werk te helpen.

Tegenstanders van de afbouw van de subsidie, waaronder de Socialistische Partij, beweren dat de ID-banen wel degelijk vaak tot vaste aanstellingen leiden. Handhaven van de subsidie zou dan ook goedkoper zijn dan stopzetten, volgens hen. Mensen die hun ID-baan verliezen, zullen waarschijnlijk in de Bijstand belanden, waar ze op eigen kracht moeilijk uit zullen komen. En instellingen, die alleen kunnen bestaan dankzij de ID-banen, zullen met het wegvallen van de subsidie hun deuren kunnen sluiten. De vaste medewerkers van die instellingen zullen daarmee ook hun baan verliezen. Dat alles kost ook geld. Daarom stelde het SP-gemeenteraadslid Maureen Van der Pligt voor om alle ID-banen om te zetten in vaste banen, zodat deze mensen aan het werk blijven. De financiering hiervan is een kwestie van politieke wil, volgens de SP.

De Amsterdamse basisscholen stuurden al een brandbrief naar de gemeente. Er werken ruim tweehonderd ID’ers in het basisonderwijs, als onderwijsassistenten, conciërge, administratief medewerker of overblijfkracht.. De scholen voorzien grote problemen als de subsidieregeling voor deze ID-banen stopt.

Ook in de culturele sector is er grote bezorgdheid. Voor kleinere podia zijn deze banen onmisbaar, zegt Elina Attinger, artistiek leider van het Ostadetheater. “De eisen waar de podia aan moeten voldoen zijn gestegen. Zowel van de kant van het publiek, podiumkunstenaars als van de overheid. Met gesubsidieerde banen is het, in tegenstelling tot het werken met mensen met behoud van hun uitkering, mogelijk om ontwikkeltrajecten op te zetten, waardoor we mensen langer kunnen houden. De cultuursector heeft al te maken met enorme bezuinigingen. Als de gemeente niet met een compensatie komt, zal een aantal kleinere podia genoodzaakt zijn de deuren te sluiten”.

Hoe dan ook zal de subsidiestop, als het doorgaat, verstrekkende gevolgen hebben voor de organisaties die gebruik maken van ID-banen en nog meer voor de ID’ers zelf. Het is de vraag of de maatregel werkelijk de beoogde bezuiniging tot gevolg zal hebben, of dat het besluit als een boemerang terugkeert op de begroting van de gemeente, in de vorm van uitkeringen en allerlei vormen van hulpverlening.

De Noord/Zuidlijn, een wonder?

Datum: 1 juni 2011 / Editie: June 2011 / Auteur(s): Ron Kretzschmar

Boekbespreking

Wanneer je Het Wonder van de Noord/Zuidlijn van Parool journalist Bas Soetenhorst leest, besef je dat Amsterdam geen kredietcrisis nodig had om in financiële problemen te geraken.

De gang van zaken is niet eerder zo minutieus beschreven. De titel verwijst niet alleen naar het gebrek aan expertise bij de technici van de gemeente, maar vooral naar de tunnelvisie en het opportunisme van de bestuurders. Soetenhorst beschrijft de plannen voor de aanleg vanaf het prille begin tot en met de besloten verhoren van de enquêtecommissie in 2009.

Enkele hoogtepunten van bestuurlijke blunders en missers. Zijn collega’s begrepen dat de smalle financiële marge problemen zou gaan opleveren, maar wethouder Geert Dales (VVD) verklaarde in 2002 aan de raad: “Wij gaan niet overschrijden. Wij hebben het goed voor elkaar.” Een hoofdstuk behandelt toenmalig burgemeester van Amsterdam (2001-2010) Job Cohen (PvdA) die zich tijdens de openbare verhoren in 2009 zo klein mogelijk maakte: “Uiteindelijk zijn wij allemaal amateurs”. Soetenhorst: “Cohen deed voorkomen alsof een burgemeester (…) een volstrekt verwaarloosbare factor is. Dat is onzin.” En: “Cohen trok [eerder] zijn handen er vanaf, uit vrees als latere PvdAlijsttrekker te worden geassocieerd met het metrodebacle.”

Ronduit beschamend is de wijze hoe men begin jaren ’90 de ‘complexe route’ door de smalle Ferdinand Bolstraat in De Pijp aanwees. Met als gevolg een veelvoud meer aan bouwtijd dan de geplande 2,5 jaar en hogere kosten in vergelijking met de eenvoudiger variant naar de Boerenwetering, waar bewoners en verkeer weinig last zouden ondervinden. Wethouder van Financiën van Amsterdam Frank de Grave (VVD), bewoner van de Beatrixparkbuurt, speelde een indirecte rol om de Noord/Zuidlijn te weren. Partijvoorzitter van de Amsterdamse VVD Edward Ascher, eveneens buurtbewoner, was ‘de spin in het web.’ Een anekdote is die over bedrijfsschade-expert en organisatieadviseur Gerard Böttcher, ook bewoner en actievoerder, die in zijn spreekrecht tijdens een raadsvergadering het economisch belang zag van De Pijp: “Hij benadrukte (…) het nut van een route langs de raambordelen aan de Ruysaelkade.’ Een prominent lid van het college sprak van “klassenstrijd tussen de deftige Beatrixparkbuurt en de (toenmalige) arbeiderswijk De Pijp.” Soetenhorst maakt aannemelijk dat wethouder van Verkeer Ernst Bakker (D66) hierbij partijdig was ten nadele van De Pijp.

Om niet te spreken over de spelletjes van de commerciële aannemers waar hij gedetailleerd uitleg over geeft. Naast ‘vooroverleg’ (bouwfraude: bedrijven spreken onderling prijzen af) sjoemelden ze met ‘stelposten’. Dat zijn kosten in de contracten die niet zijn vastgelegd en daardoor (als gevolg van vertraging) konden oplopen van 1,4 miljard tot 3,1 miljard. Vooraf was afgesproken dat het grootste deel door het Rijk zou worden betaald, de hoofdstad draaide op oor 317 miljoen; een bedrag dat inmiddels verzesvoudigd is. De voltooiing in 2011 werd 2017, vervolgens 2018. Men verzekert de burgers dat de kosten niet meer zullen oplopen. Wat de vraag oproept: Wanneer hadden we dit eerder gehoord?

Bas Soetenhorst: Het Wonder van de Noord/Zuidlijn.
Bert Bakker/Prometheus; 272p €18,95; ISBN 9789035136410

De opmerkelijke geschiedenis van Quellijnstraat 64

Datum: 1 juni 2011 / Editie: June 2011 / Auteur(s): Ron Kretzschmar

Het vorig jaar gesloten buurthuis Quellijn bevond zich op een historische plek. Kenners beweren dat in 1895 in de Quellijnstraat het Nederlandse cabaret is geboren. Hetzelfde pand, eind jaren ´70 van de vorige eeuw bewoond door linksradicalen, schreef 16 juni 1980 wederom geschiedenis toen het instortte als gevolg van een explosie.

Na de explosie op nummer 64 verscheen op de plaats waar het pand verdween in een wolk van rook en stof twee jaar later buurthuis Quellijn. De buurtbewoners waren er maar wat blij mee, Quellijn was een aanwinst. Het dreef voornamelijk op vrijwilligers. Men kon er dagelijks terecht, een cursus doen of zomaar een praatje maken aan de bar. Zoals de meeste buurtcentra had Quellijn een belangrijke functie, het was een ontmoetingsplek. Totdat het vorig jaar na 28 jaar werd gesloten vanwege de radicale bezuinigingsdrift van stadsdeel Zuid. Deelraadslid Daphna Brekveld van Vereniging Oud Zuid vertelde destijds aan de PijpKrant hierover: “Ik vind dat je als politiek moet zorgen dat het sociale domein in stand blijft. Je treft nu mensen aan de onderkant van de samenleving (…)Het verleden heeft uitgewezen dat je hier op de lange termijn de tol voor betaalt.”

‘De Haps’
Welk verleden bedoelde Brekveld? Waarschijnlijk verwees ze naar het verleden van Quellijn, en dan vooral naar de tijdgeest van die dagen. De voorgeschiedenis van het buurthuis: Niet al te veel mensen zullen weten dat op nummer 64 het Nederlandse cabaret is ontstaan. Op deze plek bevond zich eind 19e eeuw in het souterrain Het Wapen van Habsburg, in de volksmond De Haps en De Kuil genoemd – de laatste bijnaam wellicht vanwege aangeschoten bezoekers die pardoes van de keldertrap tuimelden. Later ging het ook Sociëteit Apollo heten. In deze ‘groezelige’ nachtsociëteit trad voor het eerst de ‘geoefende amateur’ Ezechiël Jacobs (1868-1914) met zijn rauwe liedjes op, die hij staande achter de piano ten gehore bracht. Onmiddellijk trok Ezechiël de aandacht, die daarna zijn voornaam veranderde in Eduard.

Alex de Haas beschrijft in het boek ‘Minstreel van de Mesthoop’ (1958), dat de eigenaren van De Haps, de Oostenrijker Koch en zijn vrouw Lena, hem niet wilden laten gaan. De ‘vaste pianeur’ die maar niet kwam opdagen, reden waarom Eduard plaatsnam achter de piano, had geen slechter moment kunnen kiezen. Want hij accepteerde het aanbod om elke avond voor twee gulden vijftig te komen zingen. Dit moment noemt De Haas de geboorte van het Nederlandse Cabaret. Het Nederlands Theater Instituut nam deze datum over en vierde eind vorige eeuw de verjaardag: 19 augustus 1995 was het honderd jaar geleden dat Eduard Jacobs in de Quellijnstraat optrad.

Het was niet zijn eerste optreden geweest, hij had al ervaring opgedaan als pianist in Parijs. Op vijftienjarige leeftijd werkte hij als diamantbewerker en maakte in zijn vrije tijd muziek. Op een dag vertrok hij en werkte vier jaar als pianist in Le Moulin Rouge. Hij keerde terug met een ‘koffer vol cabaretliedjes’, die hij probeerde te introduceren. Maar het Amsterdamse publiek was nog niet toe aan de rauwe sfeer van de zelfkant van Montmartre, waar zijn grote voorbeeld Aristide Bruand provocerend zong over sociale misstanden: drank, hoeren, pooiers en misdaad. Als gevolg van een slechte gezondheid stierf Eduard Jacobs op 46-jarige leeftijd zonder te zijn doorgebroken. Maar de kiem was gelegd. Zijn liedjes leefden voort in het Jordaan Cabaret en hij inspireert heden ten dage nog menig artiest.

Rood Verzetsfront
Het is een grote stap van de cabareteske liedjes in De Haps naar het jaar 1980. Het is de tijd van het grimmige links radicalisme in West Europa; in De Pijp was het Rood Verzetsfront (RVF) actief. Hun doel was de politieke orde en het kapitalistische systeem omver te werpen. Vast staat dat het RVF nooit direct betrokken is geweest bij gewelddadige acties en moorden van de Duitse terreurorganisatie Rote Armee Fraktion (RAF), maar ook staat vast dat ze wapens en valse papieren leverden aan de RAF.

Twee leden van het RVF woonden in de Quellijnstraat op de bovenetage van nummer 64: Henk Wubben, een vooraanstaand lid, en zijn vriendin Ciska Eeken-Brakenhof. De laatste had enkele jaren eerder in ZuidJemen een training voor stadsguerrilla gedaan en de twee werden in de gaten gehouden door de Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD). In het benedenhuis waar ooit Het Wapen van Habsburg elke nacht zijn gasten gulhartig onthaalde, bevond zich de drukkerij van Rob Stolk (1946-2001). Samen met Roel van Duijn, midden jaren ’60 Provo van het eerste uur, de beweging die de autoriteiten tartte met zijn ludieke, geweldloze acties bij het Lieverdje op zaterdagavond. Stolk kende zijn bovenburen niet en had niets met het RVF te maken. Maar toen…

Rook en vlammen
Ooggetuigenverslag van ondergetekende die ten tijde van de explosie schuin tegenover het pand woonde: Op die vroege maandagmorgen van de 16e juni wilde ik net opstaan om naar mijn werk te gaan toen ik door een zware klap van schrik terugviel op bed. Beduusd bleef ik liggen, er volgden nog een paar lichtere explosies. Vanwege het mooie weer stonden aan de straatkant de ramen open en er drongen opgewonden stemmen mijn woning binnen waarvan enkele overgingen in geschreeuw. Van de eerste schrik bekomen liep ik naar het keukenraam en rook ik een brandlucht. Op straat zag ik enkele mensen lopen met een verdwaasde blik. Tussen hen herkende ik een jongen met wie ik wel eens stond te praten, hij zag er verwilderd uit en riep een paar keer: “Er is niemand thuis!” Toen ik links de straat in keek in de richting van zijn woning, zag ik uit het pand ernaast pand rook en vlammen komen. Later begreep ik dat hij door de explosie uit zijn bed was geblazen en hals over de kop de straat was op gehold.

Enige tijd later stortte het pand volledig in. Stukken van de vensterbanken van nabijgelegen woningen waren bij de overburen door de ruiten gevlogen. Twee Spaanse anarchisten die in de straat woonden, hoorden de knal en maakten als de wiedeweerga dat ze wegkwamen. Bang als ze waren om in verband te worden gebracht met de explosie, want ook zij werden in de gaten gehouden door de BVD, schrijft Paul Moussault in zijn boek ‘Rood Verzetsfront, Aanzetten tot Stadsguerrilla in Nederland’ (2009). Dat er geen doden vielen, kwam omdat de bewoners van de aangrenzende verdiepingen niet thuis waren. Ze verbleven op de camping. Wubben was wel thuis maar raakte lichtgewond. Wie de explosie had veroorzaakt? Wubben beweerde dat de Duitse geheime dienst een aanslag op zijn leven had gepleegd vanwege zijn vermeende contact met de RAF. Maar Justitie beweerde later ‘dat de bom te vroeg was ontploft door onoordeelkundige omgang met explosieven.’

Spiegelbeeld: goed en fout

Datum: 1 mei 2011 / Editie: May 2011 / Auteur(s): Ron Kretzschmar

ACHTERGROND

Tijdens WO II waren in De Pijp veel mensen elkaars spiegelbeeld. Zo woonde er de ‘goede’ Harry Verweij, mede-organisator van de Februaristaking van 1941. En werkte er de ‘foute’ Henri ‘Hakkie’ Holdert, sympathisant van de Nationaal Socialistische Beweging (NSB). Wat weten we nog van hen?

Dat de Februaristaking op 25 februari 1941 begon, was ‘s ochtends vroeg duidelijk. “Toen er geen tram meer reed, wist de hele stad: Hé, er is wat aan de hand!”, vertelt Harry Verheij in het getuigenverhaal bij het Bos der Onverzettelijken in Almere (2008). Zijn verhaal is één van de portretten van Sprekende Beelden van het Nationaal Comité 4 en 5 mei. “In het begin van de bezetting viel het allemaal mee.

De mensen zeiden: We moeten er maar het beste van maken. Toen kwamen na de zomer de maatregelen tegen joodse mensen.” Daarop besloot de Tramgroep, waar Verweij deel van uitmaakte, de trams twee dagen niet te laten rijden. “De mensen moesten bewust worden gemaakt van wat er gebeurde”, zegt Verweij. Op dinsdag 25 februari gingen de overheidsbedrijven plat, op woensdag gevolgd door een staking van het bedrijfsleven. Zeven steden in NoordHolland en de stad Utrecht deden mee. De eerste grootschalige verzetsactie tegen de Duitsers was een feit.

De Tramgroep
“De Amsterdamse Pijp”, vertelt Verheij (1917), geboren en getogen in de Frans Halsstraat, “was een arbeidersbuurt, waar solidariteit een groot goed was. Mijn vader vond het belangrijk dat we boeken lazen, dat we ons bewust werden van de wereld. Daarom herkenden we vroeg de gevaren van het fascisme.” Hij zat in de Arbeidsreserve waar het Gemeente Vervoerbedrijf (GVB) hem uit selecteerde. Daar was hij onderhoudsmonteur en trambestuurder.

Verheij: “Bij het GVB ontmoette ik jonge communisten die mijn weerzin tegen de bezetters deelden. Alleen mochten ambtenaren geen lid zijn van de Communistische Partij Nederland (CPN). Daarom ging de CPN ondergronds en was voorzichtig met het toelaten van nieuwe leden.” Verheij: “Ik kreeg toch het vertrouwen en met de Tramgroep troffen we voorbereidingen voor de Februaristaking.”

Wat waren de aanleidingen voor de staking? Begin februari wilde de CPN actie ondernemen tegen een mogelijke regering van de NSB. Dezelfde maand kwam Hendrik Koot om bij een gevecht nadat hij met de Weerbaarheidsafdeling (WA) van de NSB op het Thorbeckeplein een cabaret was binnen gevallen om Joodse artiesten aan te vallen. Uit wraak voor zijn dood sloot de bezetter in het centrum de Jodenbuurt af. De spanning steeg tot kookpunt in de ijssalon Koco in de Van Woustraat waar klanten een knokploeg hadden gevormd om zich te verdedigen tegen invallen van de WA en de Grüne Polizei. Eigenaren Alfred Kohn en Ernst Kahn, DuitsJoodse vluchtelingen, werden gearresteerd waarna de laatste gemarteld werd om te sterven voor het vuurpeloton. Als vergelding voor het verzet in Koco vonden een paar dagen later in de Jodenbuurt ook razzia’s plaats. Willekeurig werden 425 Joodse mannen opgepakt en gedeporteerd naar het concentratiekamp Mauthausen waar zij kort daarna zijn vermoord.

De Drukkerij
Zou Verheij zijn buurtgenoot Holdert persoonlijk hebben gekend? Over Henri Holdert (1907-1988) is niet veel bekend. Hakkie, zijn roepnaam, kreeg een strenge opvoeding. Hij hield het nooit lang uit op dezelfde school en werd van de ene naar de andere gestuurd. Maar ondanks de weinig stimulerende invloed van zijn tirannieke vader op zijn schoolcarrière studeerde hij enige tijd in Parijs. Zijn vader Hendrikus Holdert (1870-1944) was drukker en uitgever van het Amsterdamsch Nieuwsblad, Nieuwsblad voor Nederland, De Echo, Het Ochtendblad, De Telegraaf en Het Nieuws van den Dag. In 1881 had zijn opa Holdert en Co. opgericht, dat één van de grootste drukkerijen van Amsterdam zou worden. Hendrikus werd bedrijfsleider en begon in 1900 voor zichzelf in de Van Ostadestraat 233. In 1931 ging ook zoon Henri bij zijn vader werken.

Misschien dat Verheij en Holdert op de hoek een keer tegen aan elkaar zijn aan gelopen, meer kan dat niet geweest zijn. Ze verkeerden in andere kringen. Hakkie ging om met Carel Huygen, in 1940 secretaris-generaal van de NSB. In datzelfde jaar stelde hij hem voor aan zijn vader, die de NSB financieel begon te steunen en bladen als de Deutsche Zeitung in den Niederlanden ging drukken. De krantenman beweerde zo zijn bladen uit handen van de nazi’s te kunnen houden. Postuum werd hij hier op afgerekend. Met de Bijzondere Rechtspleging, de rechtspraak om mensen te berechten die zich tijdens de oorlog schuldig hadden gemaakt aan overtredingen, werd hij vier jaar na zijn dood in 1948 alsnog door het tribunaal berecht. De uitspraak luidde dat Hendrikus Holdert “onoorbare middelen had gebruikt om zijn bedrijf te redden.”

En zoon Hakkie? In 1941 nam hij dienst bij de Waffen-SS en vertrok naar het oostfront. Teruggekomen ging hij na de dood van zijn vader in 1944 De Telegraaf leiden. In 1949 werd hij wegens verraad veroordeeld tot twaalf jaar gevangenisstraf en kreeg twintig jaar ‘ontzetting uit het krantenbedrijf.’ Hakkie overleed in 1988 in Venezuela.

Eind in zicht voor Natuur- & Milieuteam in De Pijp?

Datum: 1 april 2011 / Editie: April 2011 / Auteur(s): Ron Kretzschmar

Vorig jaar nog moest het duidelijk zijn: in De Pijp zou het Natuur & Milieuteam (NMT) niet verdwijnen door de bezuinigingen. Ondenkbaar. Reden? Het NMT is te belangrijk voor de buurt.

“Wanneer het NMT ter sprake kwam in de commissie- en raadsvergaderingen van de deelraad werd dit expliciet uitgesproken”, herinnert Alies Fernhout zich, algemeen coördinator van Wijkcentrum Ceintuur.

“Opheffen? Geen denken aan.” Maar wat de deelraad onlangs besloot met de drie buurtcentra van de maatschappelijke organisatie Dynamo, sluiting als gevolg van bezuiniging, gaat nu gebeuren met het NMT. “In De Pijp zal dat na jaren van samenwerken met de buurtbewoners verdwijnen” vervolgt ze. “Eerst wordt het budget gehalveerd, dan opgeheven.” Wel dient het stadsdeel zich te realiseren dat de buurt in de toekomst minder groen zal worden, wat weer gevolgen zal hebben voor de leefbaarheid. Uiteindelijk was het daar allemaal om te doen, een wijk waar het niet alleen prettig wonen is maar bovendien aangenaam om te verblijven.

Eind januari lag de brief op de mat bij Fernhout. Stadsdeel Zuid had in de Programmabegroting 2011 besloten de subsidie voor het NMT te stoppen. Het verloopt in twee fasen, in 2012 een vermindering van 50.000 euro, dan 100.000 euro in 2013, om de subsidie in 2014 geheel stop te zetten. Maar dan volgt: ‘Ons voornemen is om Natuur en Milieuteams te blijven financieren vanuit andere middelen’. Het NMT gaat het stadsdeel blijkbaar aan het hart. Dat is een reden om vragen te stellen aan de voorzitter van het Dagelijks Bestuur, Paul Slettenhaar, de ondertekenaar van de brief. Wat wil men nu precies? Maar vragen stellen zal weinig zin hebben, want wanneer men verder leest: ‘Er is op dit moment geen duidelijkheid te geven maar (…) het is aannemelijk dat, indien deze alternatieve financiering mogelijk blijkt, het zal gaan om een lager bedrag dan in 2011’. Over dat laatste lijkt toch nagedacht.

Is de tegenspraak een ongepaste beleefdheidsvorm of schrijft men dit uit piëteit? Te lezen als: Over de doden niets dan goeds. De tijd zal het leren. De beslissing doet denken aan enkele rapporten van het Stadsdeel. Wanneer men de moeite neemt om die met elkaar te vergelijken, dan valt op dat daarin dezelfde tegenspraak voorkomt. In het Milieu Uitvoeringsprogramma 2010 stadsdeel Oud-Zuid lijkt er bijvoorbeeld voor het NMT geen vuiltje aan de lucht. Maar in Project Heroverwegingen Bestuursperiode 2010 – 2014, evenals de Programmabegroting zijn beide geschreven in 2010, pakken zich boven het NMT donkere wolken samen. Men zou het argument kunnen aanvoeren dat de rapporten met hun specifieke gedachtegang naar een eigen conclusie toe redeneren: die over het milieu, waarover men meestal denkt op de lange termijn, tegenover de denkwijze op de korte termijn van de portemonnee. De laatste geeft meestal de doorslag, wanneer er bezuinigd moet worden. Feit blijft dat over het NMT geen eenduidige opvatting bestond. Maar worden de kosten nu niet al te gemakkelijk naar de toekomst doorgeschoven?

Een onmisbare zaak
Wat doet het NMT voor de buurt? Het team in het wijkcentrum de Gerard Doustraat heeft twee betaalde krachten, maar bestaat voor het grootste deel uit vrijwilligers. Het ondersteunt de bewoners bij het groener maken van hun straat, tuin of dak. Ze kunnen zich inschrijven voor een cursus, lezing, natuurwandeling of excursie. Voor de kleintjes zijn er de tuinclubjes. Een ander project is het Groen Gemaal in het Sarphatipark, waar planten en zaden kunnen worden geruild en advies kan worden verkregen krijgen over tuin- en balkonplanten of aanleg van een geveltuin. Doel is vooral om een groene bewustwording te ontwikkelen of te vergroten.

Waarom is groen belangrijk voor de buurt? Voor De Pijp kan dat niet belangrijk genoeg zijn. Per inwoner is er het minste groen van alle buurten. De Pijp heeft lange smalle straten zonder veel bomen en plantsoenen. In de paar bredere straten zijn wel bomen te vinden, maar dat zijn drukke verkeerstraten waar je niet even op een bankje gaat zitten om na een drukke dag tot rust te komen. Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat mensen met veel groen om zich heen minder last hebben van gezondheidsklachten dan mensen met weinig groen in hun omgeving. Mensen die zich mentaal en fysiek goed voelen, zullen ook minder gebruik maken van de gezondheidszorg. Dan is er de luchtkwaliteit. Hoge concentraties met vervuilde deeltjes in de lucht, die schadelijk zijn voor de mens, doet de fotosynthese in bladeren van veel planten met een kwart toenemen. Koolstofdioxide wordt dan omgezet in zuurstof en maakt tegelijkertijd de vervuilde deeltjes onschadelijk. Voor mensen met klachten aan de luchtwegen scheelt dat kosten voor doktersbezoeken. Uiteindelijk heeft het NMT een economische functie. Dan gaat het om kosten op de lange termijn die niet worden meegeteld in de bezuinigingen, omdat die nu eenmaal moeilijk te vangen zijn in absolute cijfers voor de korte termijn.

Komt het nog goed met de Van Woustraat?

Datum: 1 maart 2011 / Editie: March 2011 / Auteur(s): Ron Kretzschmar

Op 11 januari sprak het Stadsdeel over de voortgang van het plan voor herinrichting van de Van Woustraat. Maar voor men overgaat tot uitvoering zullen de plannen eerst worden voorgelegd aan de Centrale Verkeerscommissie.

De bewoners en winkeliers waren het er over eens. De Van Woustraat heeft geen uitstraling, weinig sfeer, ook de schreeuwreclame en slecht onderhouden gevels zijn geen gezicht en niet te vergeten, met het verkeer loopt het de spuigaten uit. Vooral dat laatste veroorzaakt irritatie bij de weggebruikers die dagelijks door de straat heen moeten.

Gezien het aantal verkeersongevallen dat heeft plaatsgevonden wordt de Van Wou de gevaarlijkste straat van Amsterdam genoemd. In de top tien van de Fietsersbond neemt die de eerste plaats in van de meeste onveilige straten in de stad. De Van Wou is voor het grootste deel slechts twintig meter breed en raakt elke dag verstopt door het verkeer. Tramlijn 4, de onophoudelijke stroom auto’s en fietsers hebben te weinig ruimte; vooral het gedeelte tussen de Ceintuurbaan en de Stadhouderskade is het onveiligst. In dat gedeelte, met een lengte van ongeveer tweehonderd meter, rijden twee trams (lijn 4 en lijn 25) en tussen zeven uur ’s ochtend en zeven uur ’s avonds rijden er gemiddeld 8000 auto’s en 8200 fietsers door heen (Verkenning Verbeterplan, 2010). Dus tijd voor aanpassing, vond men een paar jaar geleden na het zoveelste verkeersongeluk.

Verbeterplan Van Woustraat
De Pijp Krant schreef in januari 2009 al eerder over de problemen dat het verkeer in de Van Wou oplevert en sprak met het stadsdeelraadslid Arend Hamstra van GroenLinks. Hij verklaarde dat zijn motie voor herinrichting niet was aangenomen, omdat de Centrale Stad vanwege de aanleg van de Noord/Zuidlijn had besloten tot uitstel. Dat voorjaar diende hij weer een motie in en vertelde van zijn de Van Woustraat niet alleen verkeersveiliger, maar ook als winkelstraat aantrekkelijker te maken.” Zijn ambities reikten zelfs verder, de herinrichting zal ook het woon- en verblijfklimaat voor de bewoners en ondernemers moeten verbeteren. Want zei Hamstra: “In het noordelijke deel zijn geen bomen, er is geluidsoverlast en de lucht is vervuild.”

Eind juni 2009 was het zover. De Stadsdeelraad van Oud-Zuid nam de motie van de PvdA en GroenLinks aan. In het Verbeterplan Van Woustraat 2009-2013 dat daaruit voortkwam, zou eind 2009 begonnen worden met de voorbereiding. Er is gesproken met de bewoners, ondernemers, verkeerdeskundigen en met organisaties als de Fietsersbond en de Ondernemersvereniging. Het Stadsdeel startte in 2009 de website www.verkendevanwou.nl waarop ideeën en suggesties konden worden geplaatst. Juni 2010 is de website gesloten en verwerkte men de reacties en uitkomsten van de gesprekken in het rapport Verkenning Verbetering Van Woustraat, dat in hetzelfde jaar het licht zag. De Commissie Leefomgeving sprak 11 januari jl. over de voortgang en de maatregelen zullen nu worden voorgelegd aan de Centrale Verkeerscommissie, alvorens men tot uitvoering over gaat. Maar wat houden de plannen precies in en wanneer worden die gerealiseerd?

Vergroten van verkeersveiligheid en leefbaarheid
Nu, twee jaar later, wordt duidelijk dat het slechts om een beperkte herinrichting gaat. Want 1,2 miljoen is veel te krap voor een grootschalig aanpak. Die hoeven we de komende 10 à 15 jaar ook niet te verwachten. De aanleg van de Noord/Zuidlijn speelt ook weer een rol in deze verschraalde variant.

Maar wat houdt een beperkte herinrichting in? Het verkeer krijgt de meeste aandacht; van alle verkeersdeelnemers heeft de veiligheid van fietsers de prioriteit. Die zullen, waar de straat 20 meter breed is, een eigen gekleurde strook krijgen. Maar over het opheffen van het verbod voor automobilisten om te stoppen tijdens het spitsuur (zoals leveranciers), is de Fietsersbond niet blij. Govert de With van de bond verklaart aan de Pijp Krant: “Wij zijn daar als Fietsersbond ongelukkig mee, want tijdens de spits is er juist nog wel te fietsen, daarbuiten niet.”

De Van Wou zal volgens het plan niet alleen verkeersveiliger moeten worden, maar verandert ook in een dynamische winkelstraat waar het prettig is om te verblijven. Er wordt meer ruimte gecreëerd door het verplaatsen van parkeerplaatsen en een aantal zullen verdwijnen. Hinderlijke obstakels op de stoepen, die een rommelig aanzien geven, worden verwijderd of verplaatst, zoals GVB-masten, telefooncellen en elektriciteitskasten. Verloedering, veroorzaakt door leegstand van de winkelruimten, zal men zo veel mogelijk proberen te voorkomen.

De bereikbaarheid en luchtkwaliteit kregen aanvankelijk aandacht, maar die worden in de beperkte aanpak buiten beschouwing gelaten. Zowel de bewoners als winkeliers willen wel meer groen zien. Jaren geleden hebben de bewoners en winkeliers boomtuinen aangelegd en daar komen er nu meer bij. De voorgevels in het noordelijke deel worden van groen voorzien, zoals klimplanten, en er komen ‘hanging baskets’, ook bloemenwatervallen genoemd. Maar wanneer daadwerkelijk een begin wordt gemaakt, moeten we afwachten. Govert de With: “Mijn mening is niet dat het stagneert, wel dat het lang geduurd heeft en nog duurt.”