ALLEDAAGS

Datum: 1 september 2012 / Editie: September 2012 / Auteur(s): Minka Bos

Het leven van mensen in de buurt: Helena

Helena Anani (31 jaar) werkt vijf dagen in de week voor een groot bedrijf.

“Ik zit in de tram op weg naar mijn werk. Bij elke halte stopt hij. Om weer nieuwe werknemers binnen te halen en naar de baas te brengen. Dat deprimeert me vaak, al die mensen die tegelijk de tram instappen en allemaal weer uitstappen. In hun maatpak, met hun koffertjes.

Die dwingende routine van werk waaraan je wel moet meedoen, omdat je geld moet verdienen. Ik doe ook mee. Het is alsof ik mijn eigen gevangenis creëer.

We komen aan, bij kantoor. De hoge werkgebouwen torenen boven ons uit. Achter de raampjes zie je de computers al klaar staan. Keurig naast elkaar op de bureautjes. Wachtend op hun hordes gebruikers die ze straks aan zullen zetten. En ze aan het eind van de dag pas weer uit mogen doen. ‘Free at last!’

Gelukkig. Ik kom een leuke collega tegen. We kletsen over het weekend en over de film gisteravond.

Mijn werkplek: een bureau met foto’s van geliefden. Een tekening van een neefje. En in het midden mijn computer. De windows starting-up-tune.

Mijn bureaustoel raakt bijna die van mijn baas. Die zit vlak achter mij.

Hij zou zo op mijn computerscherm kunnen kijken. Het idee alleen al, dat geeft me een heel onprettig en onveilig gevoel. Het liefst zou ik zo ver mogelijk bij hem vandaan zitten.

’s Nachts droom ik ook vaak over mijn baas. Naargeestige dromen, waarin ik tegen hem vecht. En in de spiegel ’s morgens, hou ik speeches tegen hem, terwijl ik aan het tanden poetsen ben en mijn make-up op doe. Speeches zoals je die ook in van die rechtzaakfilms ziet: waarbij de spreker iemand vakkundig afbreekt. Heerlijk!

Hard op praat ik dan, tenminste dat doe ik alleen als mijn vriend dan al weg is naar zijn werk. Ik doe ze ook vaak opnieuw, die speeches, als ik nog niet tevreden ben. Veel te lang ben ik dan daarmee bezig.

En daarna denk ik altijd: ‘Wat ben ik nou aan het doen?! Daar stop je je energie toch niet in?’

Gehaast trek ik dan mijn kleren aan en loop naar buiten, naar de tram.”

De naam Helena Anani is gefingeerd

Alledaags

Datum: 1 juli 2012 / Editie: July 2012 / Auteur(s): Minka Bos

Het leven van mensen in de buurt: Victoria

Victoria van Campen (66 jaar), gepensioneerd en nog wat ongeorganiseerd:
“Ik heb heel veel schriften. Daarin hou ik bij wat ik moet doen op een dag, of ik schrijf er mijn aantekeningen in. Van mijn cursus Word bijvoorbeeld. En ’s avonds schrijf ik vaak mijn gedachten op in zo’n schrift, vlak voordat ik naar bed ga. Dat helpt me om dingen van me af te zetten.

De volgende ochtend kan ik het schrift met mijn avondgedachten niet terugvinden. Het ligt niet meer naast me op mijn nachtkastje. Maar is verhuisd naar de keuken: daar ligt het netjes dichtgeslagen in een rij, tussen mijn andere schriften. Mijn echtgenoot is daar verantwoordelijk voor: hij ordent en rangschikt alle spullen in huis. Dat kan heel handig zijn, want ik ben regelmatig iets kwijt. Maar soms is het ook heel onhandig, want om mijn avondgedachten weer terug te vinden moet ik nu al mijn schriften open slaan. “In welk schrift heb ik ze ook alweer opgeschreven?” Geen idee. Ik heb zoveel schriften. En op de voorkant staat niet geschreven wat er in staat.

Gelukkig heb ik alle tijd om te zoeken door mijn schrijfsels. Want e hoeven niet veel te doen op een dag. De periode dat de klok ons leven bepaalde is helemaal voorbij. Nu mogen we onze dagen door onze vingers laten glijden. Dat is echt heerlijk. ’s Ochtends wakker worden en nog even nasoezen… Dan laat ik mijn gedachten gaan over leuke dingen. Met een half open oog kijk ik naar buiten en zie hoe het ochtendlicht zijn eerste stralen laat vallen op de vurig bloeiende bloemen in de zomer, en de rijke, rode herfstdeken in het najaar.

Tussen 7 en 8 worden we wakker. Mijn man doet dan altijd de gordijnen open en zet ons radiootje op mijn nachtkastje, want aan mijn kant is de ontvangst beter. Samen luisteren we naar klassieke muziek. Tot het acht uur journaal, daarna staan we op. We douchen om de beurt en hij zet koffie en maakt de ontbijttafel klaar. Aan tafel babbelen we. Of we zitten soms wel eens chagrijnig tegen over elkaar.

Als hij mijn horloge van mijn nachtkastje heeft gehaald bijvoorbeeld, omdat hij het niet mooi vindt staan naast het radiootje. Daar kan ik heel kwaad om worden. Maar ik kan er daarna ook wel weer om lachen. We zijn al zo lang samen. En passen goed bij elkaar, zo verschillend als we zijn: hij de denker, serieus en geordend. En ik fladder meer: licht en vrolijk, en ook wat chaotisch.

Maar, ik ben wel van plan om dingen anders te gaan doen. Wacht maar af. Tegen de tijd dat ik 80 ben, ben ik super georganiseerd! Sinds kort werk ik er aan. Ik heb alvast nieuwe schriften gekocht, en daarmee ga ik alles heel anders aanpakken.”

Alledaags

Datum: 1 mei 2012 / Editie: May 2012 / Auteur(s): Minka Bos

Klaas Jansen (19 jaar), eerste jaars student, woont net op kamers.

“Ik zoek nog naar regelmaat. Want regelmaat is zekerheid: dat je altijd eten in huis hebt en de huur op tijd is betaald. Niet dat ik voortaan elke zaterdag voor de hele week boodschappen wil doen. Dat lijkt me een saai leven.

‘s Ochtends gaan altijd mijn drie wekkers af. Tegelijk. Loeiend alarm en onderzeebootgeluid. Afkomstig uit drie hoeken van mijn kamer. Onder mijn bed, op de kast en één vlak bij de deur. Ik strompel mijn bed uit en zet de wekker-herrie uit. Bij wekker drie ben ik al bij de deur, onderweg naar de douche. Het is half 11 ’s ochtends. Om 11 uur moet ik op college zijn.

Ik douche kort. Sinds ik op kamers woon moet ik mijn water zelf betalen. Toen ik nog bij mijn moeder woonde was dat wel anders. Thuis was ik altijd lui, ik deed niets zonder dat mijn moeder het vroeg. Nu moet ik alles zelf doen. Het moeilijkst vind ik ‘verstandig boodschappen doen’: in onze ijskast ligt nu één krop sla en drie biertjes.

In het weekend ga ik soms bij mijn ouders langs. Ze zijn gescheiden. Bij de één drink ik thee en bij de ander ga ik avondeten. Als ik naar de één ga dan moet ik ook bij de ander langs, vind ik. Ik wil dat het liefst gelijk verdelen.

Mijn studie? Daar kom ik nog niet echt aan toe. Ik ben meer bezig met het sociale leven. Tot diep in de nacht praten met vrienden, die allemaal ook studeren. Discussiëren over religie met een vriend die wereldgodsdiensten studeert. Ik ben ‘hard core’ atheïst. Dus dat levert altijd felle discussies op. Om 1.00 uur ‘s nachts nog de kroeg in, waar ze de goedkoopste whisky schenken.

Mijn huisgenoot ligt nog in zijn bed als ik de douche uit kom. Net als onze vrienden, die ronken op matrasjes in de woonkamer op de grond. Voorzichtig loop ik laverend langs de slapende hoofden, richting keuken. Uit de stapel afwas haal ik een bordje. Ik probeer gezond te ontbijten. Een bruine boterham. En een stuk fruit. In ons keukenkastje ligt nog wat brood. In de ijskast geen beleg, alleen wat biertjes, over van gisteravond.”

De naam Klaas Jansen is gefingeerd

Alledaags

Datum: 1 april 2012 / Editie: April 2012 / Auteur(s): Minka Bos

Madelief (6 jaar) Politievrouw in spé. Net in groep 3, zonder haar lievelingsvriendje.

“Ik knutsel altijd met Arthur. Wij maken heel veel samen. Een raket of een ruimteschip. Van dozen en papier. Als we vuur willen maken, dan gaan we papier pakken, en knippen daar vuur uit. Gewoon zo: een beetje hobbelig knippen en dan heb je vuur, en dat kan je er aan plakken. Met rood papier en geel papier.

In groep drie mag je niet knutselen. Wel werken. Schrijven en lezen. Dat is ook best leuk. Vandaag heb ik ROOS geschreven. En VIS. En MAAN. We hebben allemaal een eigen tafeltje. Met twee laadjes. De rechterla is voor schoolspullen en de linkerla voor je eigen spullen. Daarin heb ik hele mooie pennen, goud en zilver. Die had ik gekregen van mama. Maar daar mag ik niet mee schrijven. Dat moet je met een schrijfpotlood doen.

Op school vind ik buiten spelen het leukst, want dan zie ik mijn vriendje Arthur. In de kleuterklas zaten we bij elkaar in de klas. Maar nu niet meer. Nu zit hij in een andere groep. Buiten op het schoolplein spelen Arthur en ik dat we dieren zijn. Dan is hij een slang, een zwarte mamba, want die is het giftigst. En ik ben de dierenverzorger. Ik moet de slang in zijn hok stoppen. Dat is heel moeilijk want hij bijt en hapt. HAP HAP HAP! Uiteindelijk krijg ik hem in zijn hok. Onder de glijbaan is dat.

’s Middags speel ik bij Arthur, of hij bij mij. We spelen dierenspelletjes. Of we spelen met zijn playmobil. Hij heeft drie kastelen! Samen gaan we de kastelen verdedigen. Tegen de mannen. Ze vechten tegen elkaar. TJAK TJAK!! BANG!! Dan komt er een piraat aan, die wil de mannen bevrijden. Hij doet de deur open. En dan: WAAHH! Valt hij zo naar beneden.

Als ik ouder ben word ik bioloog. Net als Arthur. Arthur wordt zeker bioloog! Die weet alles van dieren! Ik vind dieren leuk, want die kunnen nog meer dan mensen.

Maar misschien word ik ook wel politieagent.”

Toen de Derde Dalton nog de Herman Elte School was

Datum: 1 april 2012 / Editie: April 2012 / Auteur(s): Minka Bos

Op 13 maart vond er een presentatie en herdenking plaats bij de Derde Dalton School. Een gedenksteen werd geplaatst ter nagedachtenis aan alle kinderen en onderwijzers die tijdens de Tweede Wereldoorlog op deze school zaten en zijn vermoord.

In de jaren ‘30 heette de Derde Dalton School in de Van Ostadestraat nog de Herman Elteschool. Het was een joodse lagere school. Tijdens de oorlog verdwenen veel kinderen uit de klassen. Ze werden gedeporteerd en anderen zaten in de onderduik. Broer en zus Elchanan Tal en No’omi Rinat-Tal vertelden tijdens de bijeenkomst aan groep 8 van de Derde Dalton over hun tijd op de Herman Elteschool. 7 en 10 jaar waren ze toen de oorlog begon.

No’omi Tal: “Het leven op school ging gewoon door. We hadden onze lessen en speelden tikkertje, verstoppertje en bokbok-berrie in de pauze. Over de oorlog werd niet gesproken. Je zag dat er weer iemand ontbrak in de klas, maar daar spraken we niet over. Er moest geleerd worden.

Vanaf 1942 moesten we een ster dragen. Ik weet nog goed dat mijn vader zei dat ik trots mocht zijn op mijn ster. We kochten de sterren, en dan moest je ze zelf uitknippen, netjes langs de stippellijntjes. Ik vond dat wel een leuk werkje.

Buiten spelen werd steeds moeilijker. We mochten de speeltuinen en de parken niet meer in. Natuurlijk was ik daar boos over. Maar je accepteert het. We moesten wel.

In 1943 heb ik met mijn tweelingzusje nog suiker gespaard voor mijn vader. We wilden borstplaatjes voor zijn verjaardag kopen. Dat kon niet met geld, maar je kon bij de bakker wel een stukje borstplaat krijgen als je genoeg suiker had om het tegen te ruilen. Wij spaarden dus suiker, deden het niet in onze yoghurt, maar bewaarden het in een zakje. De verjaardag van vader hebben we niet gehaald. Voor die dag werden we door de Duitsers uit ons huis gehaald.”

De familie Tal is in 1943 gedeporteerd naar het concentratiekamp Bergen Belsen. Vader en dochter Ruth Jetta zijn daar overleden. Moeder en de twee andere kinderen, Elchanan en No’omi, verhuisden na de Tweede Wereldoorlog naar Israël.

Alledaags

Datum: 1 februari 2012 / Editie: February 2012 / Auteur(s): Minka Bos

Een meisje van 10 jaar, eigenwijs en wijs.

Ze vertelt: “Om 7 uur word ik altijd wakker. Vanzelf. Ik heb altijd wel zin in school, dus mijn benen nemen me vanzelf mee, het krakende trappetje van ons stapelbed af. Door dat trappetje ben ik altijd meteen helemaal wakker. Onder ligt mijn slapende broertje. Hij is vijf en een half jaar jonger dan ik. Als je onder slaapt, dan kan je gewoon je bed uit rollen. In de kamer van papa en mama is het nog donker. Ik maak mama wakker. Ik ben haar wekker. Zachtjes duw ik tegen haar arm. Ze blijft nog even liggen als ik ga douchen. Als ik niet wakker word, dan verslapen we ons allemaal. Dat gebeurt wel eens.

Dan maak ik brood voor school, voor mij en Joeri. Dat is wel leuk, want dan kan ik stiekem van de kaas en de worst snoepen. Met z’n drieën zitten we aan tafel. Mama, Joeri en ik. We eten rustig. Papa slaapt nog.

Als ik de deur uit ga roept papa nog: ‘Doe je haar in een staart!’ Papa heeft er een hekel aan als ik mijn haar los draag. Snel doe ik mijn elastiekje in mijn haar, maar nog voordat ik op de fiets zit, haal ik het er weer uit. Een staart zit helemaal niet lekker.

Gauw fiets ik weg. Ik wil op tijd zijn, want anders staart iedereen zo naar je, als je te laat de klas in loopt. Bij binnenkomst geef ik de juf een hand. ‘Goedemorgen juffrouw’. Ze is heel streng. Je moet altijd binnen korte tijd je werk af hebben. Na tien minuten zegt ze: pennen neer! Als je dan doorschrijft komt ze je pen echt afpakken. Om 12 uur mogen we buiten spelen. Onderweg naar de speelplaats loop ik altijd langs Joeri’s klas. Ik ga naar binnen en vraag hem of hij zijn brood wel lekker vindt. Als hij het vies vindt dan mag hij zijn boterham met mij ruilen.

’s Avonds aan tafel vertel ik veel over school. Joeri niet, die is niet zo spraakzaam. Hij vertelt alleen dat iemand hem heeft geslagen en dan krijgt hij meteen twee pleisters. Ik zit naast papa. En naast papa ben je altijd de pineut. Die houdt je heel goed in de gaten. Of je wel netjes eet, met bestek. Tegenover me zie ik Joeri met zijn handen eten, maar niemand zegt er wat van.

Joeri slaapt al als ik het krakende laddertje weer op klim. Boven in mijn bed lig ik wakker. Ik denk over mijn dag. En over mijn verjaardag. Ik ga een feestje geven. Wie zal ik uitnodigen? Over twee en een halve week word ik 11 jaar.”

Alledaags

Datum: 1 december 2011 / Editie: December 2011 / Auteur(s): Minka Bos

Het leven van oudere mensen in de buurt

Mevrouw Berry Baanvinger, 83 jaar: “Tevredenheid. Dat is mijn levensmotto. Veel oudere mensen mopperen. Ik niet. Ik ben heel dankbaar voor het leven.

Dankbaar dat ik geen verschrikkelijke dingen mee heb gemaakt. Blij als ik opsta elke ochtend en vanuit mijn vaste stoel met mijn kop koffie in de hand naar buiten kijk en de wolkenluchten zie, de vogels. Nee, ik ben geen vogelkenner hoor. En ik ben ook dankbaar als het me lukt om in één keer te slagen voor een paar nieuwe laarsjes. Onlangs nog. Schoenen die goed zitten zijn zo belangrijk. Want ik moet in de benen blijven.

Ik loop slecht, door slijtage in de benen. Ouderdom. Maar wat geeft het? Ik heb geen pijn. Daar moet je gewoon mee leven. De een heeft dit en de ander heeft dat. Deze juffrouw wil leven! Ik ben een sterke vrouw zeggen de mensen vaak. Steeds vaker herken ik mijn moeder in mijzelf. Zij was een echte stoere vrouw, die in de oorlog op de fiets alleen naar de boeren ging en dan thuis kwam met een grote zak graan. Zo moedig als ze was. We hadden het fijn samen, zij stond altijd voor mij klaar. Toen ze zestig jaar was overleed ze, zomaar tijdens het bed opmaken is ze gevallen. Een hersenbloeding.

Nog elke dag mis ik haar. Haar portret staat daar, bij mijn stoel. Een mooie vrouw was ze, met donker haar en donkere ogen. Waar ik ook ben: overal neem ik een fo tootje van haar met me mee.

Maar ik denk niet altijd aan vroeger hoor. Ik ben een vrouw van vandaag! Ik leef met een agenda. Ik kan goed plannen, 32 jaar lang heb ik met mijn man een slagerij gehad in de Nieuwmarktbuurt. Nou dan weet je wel wat plannen is.

Elke ochtend begint mijn dag om 9 uur stipt met de telefooncirkel: 12 oudere mensen die nog zelfstandig wonen bellen elkaar. Er is een starter, die begint en eindigt de cirkel. Als iedereen is bereikt, dan is het in orde, maar als iemand niet opneemt dan moeten we actie ondernemen. Het is wel eens voorgekomen dat iemand overleden was.

Ik kijk altijd naar het nieuws en mijn vaste soap en na mijn lunch ga ik erop uit met mijn scootmobiel, of de stad in met een vriendin. Gaan we samen met de tram, armpje erdoor, inhaken. Samen koffie drinken en boodschappen doen. Thuis naai ik mijn eigen kleding. En ik kook elke avond voor mezelf.

Alleen zijn bevalt me prima. Het is heerlijk dat ik niet meer altijd aan een ander hoef te denken. Herman was een geweldige man. Een echte gentleman. Lang en slank. Hij droeg mij op handen. Volgende week zou hij jarig zijn… 23 jaar geleden overleed hij. Toen hij koffie wilde gaan zetten. Opeens hoorde ik een klap, hier, in de keuken. Ik ging kijken: daar lag Herman, op de grond, met zijn benen bij de koelkast en zijn hoofd bij de tuindeuren. Ik maakte zijn das los en probeerde hem te beademen. Die avond lag hij opgebaard op ons bed en moest ik zijn begrafenis regelen. De eerste jaren na zijn dood waren verschrikkelijk. Ik dacht dat ik er nooit meer uit zou komen…

Nu ligt dat ver achter me en heb ik het heel prettig: in mijn huisje, vlakbij de kade waar ik in de zomer graag zit met andere buren. Ik heb een leuk vriendengroepje, maar hou er ook van om alleen te zijn, hoef echt niet altijd mensen om me heen te hebben. Ik heb mijn AOW-tje en heb het goed. De crisis? Daar merk ik weinig van. Dat vind ik zielig voor jonge mensen met hoge hypotheken en schulden. Maar wij ouderen? Wij hebben toch alles!”

Alledaags

Datum: 1 november 2011 / Editie: November 2011 / Auteur(s): Minka Bos

Het leven van oudere mensen in de buurt

Eveline Rademaker (89 jaar), een intellectuele en levenslustige Amsterdamse dame, woont aan het randje van De Pijp, aan de Amsteldijk.

Elke dag geniet ze van haar uitzicht op het water. “Mijn lieve Amstel. Ze stroomt langs mijn huis. Vanaf mijn hoogte op de derde etage overzie ik haar stroom en de telkens veranderende luchten daarboven. Als schilderijen trekken ze aan mijn oog voorbij, de ene dag de bruine donkerte van Breitner, de andere dag lieftallig, Monet.

De Amstel is de liefde van mijn leven. Zij geeft alleen maar. Als voedsel voor mijn ziel. In de ochtend weerspiegelt ze het morgenlicht dat schijnt op mijn oude fauteuil bij het raam. In die stoel breng ik mijn dag lezend door. Ik lees literatuur uit verschillende taalgebieden in het Frans, Duits, Engels, Afrikaans en Nederlands.

Maar ik begin sober. Met Franciscus van Assisi. Elke dag dezelfde woorden: “Laat ik er meer op uit zijn om te troosten dan getroost te worden, en om te beminnen dan bemind te worden.” Die woorden neem ik mee mijn dag in. Ik geloof dat ik heel positief in het leven sta. Dat heb ik van mijn moeder. Steeds vaker herken ik mijn moeder in mijzelf. Soms vraag ik haar ook iets. Bijvoorbeeld als ik ergens moeite mee heb: ‘Mammie, laat me nou eens voelen hoe ik hier mee om moet gaan,’ zeg ik dan.

Vroeger zei ze altijd: ‘Laat het maar aan mij over, het komt wel goed.’

En dat hoor ik haar dan weer zeggen.

Dezelfde woorden mompelt het 11-jarige Marokkaanse meisje Hasjach. Die mij één keer in de week naar de supermarkt begeleidt. De hele weg stelt ze me gerust: ‘Maakt u zich maar geen zorgen hoor, mevrouw, ik kan het wel hoor.’ Er zijn zoveel lieve mensen om mij heen die mij helpen. Vroeger wilde ik wel weg uit dit huis, de stad uit, naar buiten. Maar mijn man wilde hier blijven. Onze drie kinderen werden in dit huis geboren. Ze werden volwassen, gingen weg, de stad uit, het land uit. En mijn man overleed. Nu ben ik nog altijd hier, al 25 jaar weduwe en zo blij dat ik leef en dat ik hier ben blijven wonen, aan de rivier.

Het zicht op het water en de luchten daar boven, dat went nooit. En al helemaal niet mijn zicht, want mijn ogen functioneren net zoals de koopjes bij de Albert Heijn, ik krijg twee voor één. Door een oog-aandoening zie ik alles dubbel. ‘Dan moet je maar niet zo oud worden’ denk ik dan. Als het avond wordt gaan aan de overkant van het water alle lichtjes branden achter de ramen van de huizen. Ze dansen in mijn ogen. Dan voel ik me iemand in een maatschappij met ontzettend veel mensen. Dat geeft me zo’n gevoel van bijzonderheid. Daar kan ik haast een schietgebedje voor doen. Terwijl de Amstel eeuwigdurend de nacht in golft, doe ik mijn gordijnen dicht. De wekker zet ik op 8 uur, morgen weer een dag leven!

Want ik wil leven hoor! En goed ook.”

Alledaags

Datum: 1 augustus 2011 / Editie: August-2011 / Auteur(s): Minka Bos

Het leven van oudere mensen in de buurt

Frits Bos (1931) sliep ooit een paar nachten buiten in de winterse vrieskou in een caravannetje op Schiphol Airport, naast de vijfde startbaan in aanbouw. Milieudefensie had daar een bosje aangelegd om de bouw van de startbaan te voorkomen. Helaas had de ludieke kampeeractie geen effect.

Nu vertelt Bos, (nog altijd enthousiast Milieudefensielid), over zijn dagelijks leven, vanuit zijn appartement bij de Albert Cuypmarkt. “De markt is gezellig, maar ook lawaaiig. Soms spelen de straatmuzikanten de hele dag onder mijn raam. Dat is vaak maar kort leuk, want hun repertoire is soms wel zeer beperkt.”

“Al twintig jaar begin ik mijn dag met graanvlokken. Twintig minuten koken in water, daarna sojamelk en vruchtensap toevoegen. Ik probeer zo gezond mogelijk te leven: ik eet altijd vegetarisch en biologisch. Dat is natuurlijk wat duurder. Maar ik kies hier voor! Niet biologisch geteelde producten bevatten veel gif- en medicijnresiduen die op den duur toch consequenties voor de gezondheid moeten hebben.

Een dagindeling? Heb ik niet. Waarom zou ik? Ik ben een beetje chaotisch van aard. Van de hak op de tak springen heeft ook zijn voordelen. Nadelen ervaar ik niet. Misschien heeft de omgeving er meer last van, het zij zo.

Mijn improvisatievermogen is bijvoorbeeld goed inzetbaar bij het vrijwilligerswerk dat ik doe. Ondermeer bij Wijkcentrum Ceintuur, waar ik mijn spreekuur werk doe. In andere verbanden behandel ik belastingzaken, speciaal voor mensen die het niet breed hebben.

Overdag zit ik vaak in mijn luie stoel in de woonkamer. Ik denk na over lopende zaken. Zo af en toe plak ik nog een fietsband voor mensen. Ik verveel me nooit. Er is genoeg te lezen en te bestuderen.

Mijn lunch en avondmaaltijd maak ik zelf klaar. Altijd met verse groente, fruit, soms vis. En brood mag best wat oud zijn. Met biologische kaas. Heerlijk! Alcohol drink ik nooit. Vroeger was dat anders, ik was een redelijk veelgebruiker.

’s Middags loop ik vaak. Korte afstanden. Bewegen vind ik op mijn leeftijd van groot belang. Ik loop altijd met een doel. Bijvoorbeeld naar de computerboulevard op de Ceintuurbaan. Neem ik een foldertje mee over de nieuwste computers. Ik koop nooit wat. Mijn computer kocht ik ooit tweedehands bij een sociale werkplaats.

’s Avonds? Kijk ik Nederland 1, 2 of 3 via Digitenne. Met UPC wil ik niks te maken hebben.”

Sluiting Edelsteen, hoe nu verder?

Datum: 1 juni 2011 / Editie: June 2011 / Auteur(s): Minka Bos

De jongeren in de buurt voelen zich het meest beet genomen. Alles is ze ontnomen vinden ze. Vroeger hadden ze nog Cinetol. Toen moest er gedwongen verhuisd worden naar het ‘multifunctionele buurtcentrum’ De Edelsteen. En nu?

Nu is er niets meer. Hun boosheid uitten ze op de buurtvergadering op 24 april, waar tientallen verontwaardigde buurtbewoners op afkwamen om hun zegje te doen. Combiwel directeur Hans Zuiver moest zich staande zien te houden onder het vragenvuur. Terwijl wethouder Marco Kreuger zich stil op de achtergrond hield. Inmiddels lijkt de boosheid in de buurt alweer wat geluwd en is langzaamaan de acceptatie begonnen. Hoe kijkt een Diamantbuurtbewoner en een Edelsteengebruiker nu naar de rap naderende sluiting? Zijn er al nieuwe plannen?

“Schokkend blijft het wel natuurlijk. Drie miljoen euro stoppen in de verbouwing van een multifunctioneel buurthuis, het openen met veel poeha en feestelijkheden, om het een jaar later doodleuk te sluiten.”

Maar ze kan het ook wel begrijpen, Diamantbuurtbewoner en sociaal cultureel ondernemer Zeraja Terluin: “In de politiek veranderen de winden continu. Nu wil het stadsdeel van haar burgers meer betrokkenheid en inzet. Daar zit ook wel wat in. Maar wat is het dan zonde dat er met zoveel gemeenschapsgeld een gebouw is verbouwd om het nu als een leeg karkas achter te laten.”

Officieel sluit het buurtcentrum op 1 juli de deuren. Maar het jongerenwerk en het Amsterdams Ontmoetingscentrum voor demente mensen blijven voorlopig wel doorwerken in het gebouw.

Joke Bos, coördinator van het Amsterdams Ontmoetings Centrum: “Wij verhuizen binnen De Edelsteen van de derde verdieping naar de begane grond. En dat komt ons eigenlijk wel goed uit. Het is wel leuk om op de begane grond te zitten: daar is toch meer reuring. Die prikkels zijn goed voor de demente mensen die hier dagelijks samenkomen. Alleen de peuters zullen we wel missen als de peuterspeelzaal hier over een maand ook niet meer is. Dat is jammer.”

Hoe nu verder?
Joke Bos is niet bang voor de toekomst: “Ik verwacht dat we hoe dan ook kunnen blijven zitten. Straks zit er misschien een andere huurder in het gebouw, maar ik ga er vanuit dat wij dan ook kunnen blijven.”

Zeraja Terluin hoopt op nieuwe plekken voor de bewoners, waar nieuwe initiatieven kunnen worden ontplooid, zoals de ‘Diamantbuurt Community’ die zij zelf dit jaar oprichtte: een nieuw netwerk voor en door bewoners en een springplank voor hun ideeën.

“De bezuinigingen zullen doorgaan. Hoe dan ook,” meent Terluin. “Maar ik verwacht van het stadsdeel wel dat ze er iets moois voor de bewoners tegenover zal stellen. Er zouden nieuwe ruimtes beschikbaar moeten worden gemaakt voor bewoners om hun activiteiten te ontplooien. Die belofte maakt het stadsdeel ook in hun beleidsnota over het ‘Nieuwe Welzijn’. Laten ze die dan ook waarmaken.”