Piet Bakker en zijn jeugd in De Pijp
Piet Bakker en Ciske de RatIn De Pijp hadden aanvankelijk de meeste scholen een nummer, want De Pijp was een arbeiderswijk waar bittere armoede heerste. Op een van deze scholen zat Piet Bakker, de auteur van Ciske de Rat.
In zijn herinneringen1 beschrijft hij zijn armoedige jeugd in De Pijp aan het begin van de 20e eeuw. Zijn school stond in de Van Ostadestraat, nummer 101, maar hij kan zich de naam niet meer herinneren. Dat is niet verwonderlijk, want deze school had geen naam maar een nummer: school 1022. De kinderen op deze school waren kansarm en gingen gelijk na school werken om mee te helpen de kost te verdienen. Hun ouders waren straatarm en hadden nauwelijks geld voor behoorlijke kleding en voeding. Soms was er niet eens geld voor afgedragen tweedehands schoeisel en liepen de kinderen op klompen. Voor de allerarmsten was er schoolvoeding, wat door de kinderen als heel vernederend werd ervaren.
Piet Bakker woonde schuin tegenover zijn school, Van Ostadestraat 154, een halve woning driehoog achter. Met zijn vijven leefden ze in de keuken, waar ook de was in een dampende tobbe stond en het vocht van de muren droop: een ‘krot-keuken’ in zijn woorden. De alkoof, waarin geslapen werd, een ‘onwelriekend spelonk’. Achteraf noemt hij zijn ouderlijk huis een onbewoonbaar en ongezond naargeestig hol, maar als kind heeft hij dat niet als zodanig ervaren.
Vanwege de slechte huisvesting speelde zijn leven en dat van zijn vriendjes zich voornamelijk op straat af, volgens hem de beste oefenschool voor het harde leven dat hen later te wachten stond: ‘een ruwe leerschool, waar niemand ontzien wordt’. In Ciske de Rat heeft hij geput uit zijn eigen ervaringen als straatschoffie, als ‘rioolterrier’ zoals hij zichzelf noemde. Hij was bepaald geen lieverdje en heeft streken uitgehaald, die geen onschuldig kattenkwaad meer waren.
Klassenstrijd in het kleinDe gevechten van de luizen tegen de kale neten noemde hij een eerste vorm van klassenstrijd. De arbeiderskinderen voelden zich geminacht door de meer welgestelde kinderen, die op hun armoedige kleding en school neerkeken. Zelf waren ze jaloers op de kansen die deze kinderen wel kregen terwijl ze niet per se slimmer hoefden te zijn: volgens Piet Bakker bereikte zo’n ‘labbekakkerig knaapje’ met bijles een maatschappelijke positie, die voor hun niet was weggelegd ook al werkten ze nog zo hard. Scholen met een nummer hadden een beperkter onderwijsaanbod dan scholen met een naam en gaven geen toegang tot vervolgonderwijs. Na zes jaar verlieten de arbeiderskinderen het onderwijs om te gaan werken.
Net als bij Ciske de Rat heeft een onderwijzer zich over hem ontfermd. Die zag dat er meer in hem school dan een ongeschoold arbeider en heeft ervoor gezorgd dat hij door kon leren. Daardoor is hij aan het lot van zijn sociale klasse ontkomen en is eerst onderwijzer en daarna journalist geworden.
Piet Bakker heeft niet, zoals Ciske de Rat, zijn moeder vermoord. Hij hield van zijn moeder en heeft zijn jeugdherinneringen aan haar opgedragen.
Een paar jaar na Piet Bakker hebben op deze school ook betalende leerlingen uit ‘de elite’ gezeten. Hoe dat zit komt in een volgend artikel.
1 Piet Bakker: Jeugd in De Pijp.
Vrijmoedige herinneringen.
2 Eerder was dit school 97.
Met dank aan het Stadsarchief.