Een jeugd in De Pijp

Harold Hamersma

Harold Hamersma is een bekende ‘wijnschrijver’. Maar nu even niet. Zijn nieuwste boek gaat over De Pijp. In zijn werkruimte boven de kookboekenwinkel van zijn vrouw ‘Mevrouw Hamersma’, om de hoek van de Albert Cuypmarkt, vertelt hij hoe dit boek tot stand is gekomen.

“Ik voel me thuis in De Pijp. En onze werkplek in de Gerard Dou draagt eraan bij. Misschien komt dat doordat het dna van mijn vader er nog tussen de plinten zit. Niet dat ik er ooit naar gezocht heb, maar het kan bijna niet anders. Toen hij nog een kleine jongen was, zat op dit adres zijn kapper. Of zoals hij hem noemde: 'm'n kappert'.” (Citaat uit de verhalenbundel ‘Wat ik van Mijn Moeder Leerde’, samengesteld door Manon Duintjer).

Verstopt door Trabantjes
Harold Hamersma: “Ik werd gevraagd om mee te werken aan een verhalenbundel, waarin bekende Nederlanders vertelden over de belangrijkste les die zij van hun moeder hebben geleerd. Ik was helemaal niet bezig met een heel boek. Maar de reacties op dat ene verhaal, met name na een publicatie van het verhaal ‘Een schitterend leven’ in Het Parool, maakten ideeën bij me los over hoe ik dat kon aanpakken. Toen dacht ik: ik ga opschrijven wat ik NIET van mijn moeder heb geleerd. Het werd een boek over De Pijp. Mijn hele familie komt uit De Pijp. Grootouders, mijn ouders, mijn ooms en tantes, neven en nichten. Ik vertel in het boek over veranderingen aan de hand van het gebruik van winkels, cafés, een garage. Hoe de straat werd gebruikt als voetbalplek, verstopt werd door Trabantjes. Over hoe ik als kind een kinderwagen wilde hebben om kranten op te halen en weg te brengen naar visboer Schilder.”

Omes
“Wezenlijk is er niets veranderd: de Pijp is een mengbuurt waar steeds nieuwe groepen mensen komen wonen. Ook in mijn jeugd waren er al heel veel restaurants. Spaans, Chinees, Surinaamse toko’s, Italiaanse ijssalons. Veel Surinamers kwamen, nu zijn het weer andere groepen. Altijd studenten, nu ook weer. Een krankzinnige hoeveelheid auto’s, nu zijn dat fietsen.”

“Omdat ik met mijn moeder door De Pijp wandel en herinneringen ophaal gaat het ook over wat ‘vergeetachtigheid’ is en wat het betekent voor de omgeving. Mijn moeder kwam uit een kleurrijke familie met heel wat halfbroers en -zussen en stiefkinderen. Ze vond het moeilijk hoe met liefde om te gaan. Haar moeder kreeg na de scheiding van haar vader heel wat ‘omes’ over de vloer.“

“Mijn moeder mocht die nieuwe mannen in het leven van haar moeder 'Ome Jan' noemen. Of 'ome Piet' (twee keer). Ome Nico. Ome Teun. Ome Bart. Ome Massie. Ome, ome, ome. Het waren allemaal omes. En niet bepaald hoge. Eentje was een havenarbeider die haar moeder had opgepikt in een café op de Albert Cuypmarkt. Er was een slagersknecht die twee vingers miste aan zijn linkerhand maar met zijn overige acht heel vaardig bleek. De aardappelboer die toch al aan huis kwam om zijn bintjes te brengen. En ach, wanneer hij in de buurt was kon-ie meteen wel wat anders kwijt. Soms bleven ze een paar uur. Een nacht. Een paar weken. Niet zelden richtten de omes hun ogen op de dochters des huizes. En het bleef niet alleen bij de ogen, al was mijn moeder aan het einde van de oorlog nog maar twaalf.“ (Citaat uit ‘Onder de rook van de Heineken. Een jeugd in De Pijp’).

“Ze heeft geleerd het leven te nemen zoals het is en er wat moois van te maken. Dat heeft ze aan mij doorgegeven”


‘Onder de rook van de Heineken. Een jeugd in de Pijp’ is uitgegeven door Ambo/Anthos en ligt nu in de boekwinkel.