De Pijp in de oorlog

Een wandeling langs twaalf historische adressen

Hoe was het in De Pijp tijdens de bezettingsjaren? Hoe verhield zich goed en fout in de buurt, soms in dezelfde straat? Waar huisden de bezetters, hoe zag het straatbeeld eruit? Hoe verging het de joodse buurtbewoners? Waar zaten de haarden van verzet? En waar de NSB bolwerken?

Bianca Stigter, historica en redacteur bij NRC weet hier alles van. Zij publiceerde in het najaar van 2019 ‘Atlas van een bezette stad - Amsterdam 1940-1945’. Een boek “waarin vijf jaar bezetting aan je voorbij trekt”, aldus oud-burgemeester Job Cohen. Samen met De Pijp Krant wandelde Bianca Stigter door de buurt, langs twaalf huiveringwekkende adressen.

Konijn
Bianca Stigter: “Ik ben geboren met een historische verbeelding. Als je dat hebt, ligt de oorlog in Amsterdam voor het oprapen”. Daarbij maakten haar beide ouders als kind de oorlog mee. “Mijn vader weet nog dat ie zijn konijn moest opeten in de hongerwinter. Mijn moeder herinnert zich nog precies hoe haar vader – de dichter Ed Hoornik – werd afgevoerd naar een concentratiekamp. Dat maakt als kind veel indruk. Mijn moeder herkende haar vader niet meer toen hij terugkeerde na een jaar internering in Dachau.
"

Lees hier het gehele artikel inclusief kaart en foto's.

 

1 Stadhouderskade 144-1 hoog

Hier woonde Dries Riphagen een bekende jodenjager. “Hij werkte voor drie verschillende instanties, zoals voor bureau Joodse Zaken van de Amsterdamse politie en voor de SD. Er zijn heel veel mensen door zijn toedoen opgepakt en naar een kamp afgevoerd of gewoonweg meteen uit de weg geruimd. Zoals bij een executie in een garage aan de Amsteldijk 27. Hij is na de oorlog nooit opgepakt.”

Of Riphagen permanent aan de Stadhouderskade woonde, heeft Stigter niet kunnen achterhalen. “Veel jodenjagers woonden zelf ergens driehoog achter in West. Als er dan joden waren opgepakt, trokken zij in de huizen van die weggevoerde mensen. Het kan best dat dat ook hier het geval was. Maar daar heb ik geen bewijs van kunnen vinden."

 

2 Gerard Doustraat 238

In deze synagoge van Vereniging Hulpe Israëls waren in april en mei 1942 sterren te koop. In 1943, op Rosj Hasjana (Joods Nieuwjaar) werd hier de laatste eredienst gehouden, al waren er tot 1994 nog bijeenkomsten. Het zilverwerk en de Thorarollen werden ondergebracht bij secretaris Lehmann aan de Hemonylaan. Na de deportatie van Lehmann en zijn gezin werd het zilver gestolen. De gebedsrollen werden vernield. Het interieur van de synagoge bleef als een wonder vrijwel ongeschonden. Op 19 mei 1945, niet lang na de bevrijding, was er weer een dienst.

 

3 Stadhouderskade tegenover 86

Roofmoorden kwamen veel voor in de oorlogsjaren. Stigter: “Een zekere mevrouw Van Noorden uit Groningen zat ondergedoken bij gebedsgenezer Krug in de Haringvlietstraat. Deze man en zijn broer vermoordden haar. Later voerden zij als verdediging aan dat zij bang waren dat zij hen zou verraden. Maar anderen beweerden dat het om haar geld te doen was. Na de moord wilden de broers haar lichaam dumpen in het water van de Stadhouderskade. Dat bleef niet onopgemerkt. Een voorbijganger meldde het bij de politie en de dader werd gepakt.”
“Het gebeurde natuurlijk ook weleens dat een onderduiker overleed door ouderdom of ziekte. Wat moest je daar dan mee doen? Sommige mensen hebben wel geprobeerd het lichaam achterop de fiets naar een begraafplaats te vervoeren, gestut met een stok, zodat het leek alsof er iemand achterop zat. Ook werden mensen op straat achtergelaten of in het water gegooid. In politierapporten werd dan vaak verwezen naar het joodse uiterlijk van de dode en dat er geen papieren waren aangetroffen. Dan weet je genoeg.”

 

4 Stadhouderskade 78/Eerste van der Helststraat - De Heinekenbrouwerij

Tijdens de oorlog werd hier door de Centrale Bedrijfskeukens Amsterdam het voedsel voor het personeel in industriële bedrijven bereid. Na de bevrijding zat in een deel van de brouwerij een interneringskamp voor politieke delinquenten van de Politieke Opsporingsdienst. In september 1945 werden er 130 NSB’ers gevangen gehouden.

 

5 Stadhouderskade 73 2-hoog

Op dit adres zat dominee Jan Koopman ondergedoken. Hij schreef in 1940 uit protest tegen de ariërverklaring de brochure ‘Bijna te laat’ die illegaal werd uitgegeven. “Vanaf deze plek heb je zicht op het Weteringplantsoen, waar nu het monument ‘De gevallen hoornblazer’ staat. Daar was in de oorlog een vuilnishoop, omdat het vuilnis niet meer werd opgehaald. Tegen deze muur van afval werden mensen geëxecuteerd en vielen neer op de vuilnishoop. Heel symbolisch.

Bij een van de fusillades in het plantsoen ging er een kogel hoog over en trof Jan Koopman in zijn oog. Niet lang daarna, in maart 1945, overleed hij aan de gevolgen van deze verwonding.”

 

6 Eerste Jan Steenstraat 131

Op dit adres zat tot 1943 een NSB-kringhuis. In De Pijp woonden relatief veel NSB-aanhangers, getuige het aantal leden in 1941: 909 in de Oude Pijp en 1030 in de Nieuwe Pijp.

 

7 Ceintuurbaan 366-huis

Dit ogenschijnlijk doodnormale woonhuis wil Stigter graag laten zien. “In Amsterdam is, op een paar plekken na, het zogenaamde dadererfgoed als eerste uit het collectieve geheugen verdwenen. Op dit adres had Abraham Puls een soort privé politiebureautje. Puls en zijn mannen gingen ’s middags vanuit kantoor de straat op en hielden iedereen aan die in hun ogen een joods uiterlijk had. Als je dan niet de juiste papieren had, werd je opgepakt.” Ook voor de deur van Puls’ bureau ging het er vaak heftig aan toe. Stigter vertelt over de aanhouding van de joodse student en verzetsman Henk Langendijk uit Utrecht. Een agent hield hem aan, maar Langendijk rukte zich los en probeerde op een net voorbijrijdende tram te springen. Zijn poging mislukte: hij kwam tussen twee tramstellen terecht. De toen nog ‘onbekende jood’ was volgens het politierapport op slag dood. ‘De verdachte was door overrijding ter hoogte van zijn middel als het ware doorgesneden’.

 

8 Karel du Jardinstraat 61-67

Hier huisde de Nationale Confectie-Industrie. Het bedrijf werkte voornamelijk voor C&A en maakte uniformen voor het Duitse leger. August Brenninkmeijer vertelt in een monografie over C&A in 2006 over de gaten die verzetsmensen in een schip met een lading uniformen boorden. Het schip zou in het Merwedekanaal gezonken zijn.

 

9 Amsteldijk 69/hoek Tolstraat 200

Vanaf januari 1943 huisde op dit adres een Uitgiftelokaal van de Joodse Centrale Keuken ’waar men voor weinig geld een voedzaam maal kon krijgen’, aldus het Joodse Weekblad. De ingang zat in de Tolstraat.

 

10 Amsteldijk 67

Dit is het adres van het voormalige Gemeentearchief, waar in 1942 en 1943 een grote toestroom van joden ontstond die een poging deden hun niet-joodse voorouders te vinden. Wanneer ze konden aantonen dat er sprake was van meer dan twee grootouders die hadden behoord tot een andere kerkgemeenschap, was een persoon volgens de Duitse definitie namelijk niet joods. Om de toestroom in goede banen te leiden – een NSB’er had geklaagd over de aanwezigheid van joden in de studiezaal, werd er een aparte ruimte voor joodse bezoekers ingericht. Deze kreeg de cynische bijnaam ‘de Sterrenwacht’.

 

11 Amsteldijk 27

De garage van Heinrich Klöpping was hier gevestigd. Klöpping verborg spullen voor het verzet en werd door Riphagen verraden. Op 7 juni 1944 werd hij in zijn eigen garage met een ”Kopfschuss” vermoord. De in de garage aanwezige verzetsstrijders Maurits Baggers en Johnny Even werden meegenomen naar de Euterpestraat, naar het hoofdkwartier van de SD in Amsterdam, en nog diezelfde dag aan de Kalfjeslaan geëxecuteerd.

 

12 Amsteldijk 12

Op Amsteldijk 12 runden Cornelis Pouw en Maria Pouw-Geel een pension. Geel bleek lid te zijn van een nationaalsocialistische splinterpartij. Het pension was een lokadres voor joodse onderduikers, die na aankomst werden verraden aan het Bureau Joodse Zaken van de Amsterdamse politie. Negentien mensen werden zo verraden.