Het decembergeweld heeft plaats gemaakt voor een deprimerend begin van het jaar. Ontheemd en ontredderd baan ik mij een weg door herfstige winterweken. In een poging mijn mentale gestel weer op de rails te hijsen, maak ik meer avondwandelingen dan ooit. Zodra ik mijn voordeur dichttrek, weet ik onbewust al waar ik ga eindigen. Zonder na te hoeven denken, brengen mijn fatsige voetjes me telkens naar dezelfde plek.
Halverwege de Jozef Israëlskade trekt de wind aan en spuugt mijn haar in mijn gezicht. De onmiskenbare geur van avond, van zuurstof vermengd met donker, wordt frisser, natter, onstuimiger. Vanaf de laatste boom op de hoek, precies vanaf daar kan ik het horen, kan ik het voelen. Vanaf daar bevindt ik me naast De Amstel.
Uren, misschien wel dagen, kan ik lopen langs De Amstel. Immer kan ik genieten van de langzaam deinende boten naast de kademuur, van de touwen die ritmisch in de masten slaan en melodisch meeuwengekrijs dat echoot over het water. Het brede water wakkert een gevoel van thuiskomen aan.
De Amstel en ik, wij doen het al langer met elkaar. Een veelvoud aan Rafne-artefacten bevindt zich op de bodem. Een grove schatting telt ten minste één fiets, twee zonnebrillen, tal van krokodillentranen, dat ene schaamteloze bakkie – achtergelaten na die tequila-avond in de Mazzeltov zo’n 8 jaar geleden – en zeer zeker ook die ene ring waarvan mijn tante zei dat die mijn energiebanen of zoiets blokkeerde.
Oh, en niet te vergeten mijn gezonken hoop op een fling met een vriend van mijn broer, opgedaan tijdens een tochtje op zijn nieuwe boot.
Graag zou ik die Amstel nog beter willen leren kennen. Wakker worden op een woonboot lijkt me utopisch. Toch denk ik aan niets dan koffie met eendengekwaak of seks op het bovendek. De Amstel en ik, wij zijn gemaakt voor elkaar.
(februari 2023)