Het is snikheet, dertig graden in de schaduw, en ik wacht op lijn 12 in de Ceintuurbaan. Eenmaal binnen blijkt het in de volle tram nog warmer dan daarbuiten. Gelukkig is er nog één plaatsje vrij, in de zon helaas. Al snel voel ik het zweet stromen. Met een papieren zakdoekje probeer ik het zo onopvallend mogelijk op allerlei plekken te deppen.
Buiten vallen de mussen van het dak, maar hier binnen vallen straks de mensen van de bank, vrees ik, hoewel iedereen onverstoorbaar voor zich uit lijkt te kijken. In mijn verlangen naar verkoeling zie ik tot mijn verbijstering dat alle raampjes dicht zijn! En de raampjes in een Combitram zitten zo hoog, dat je er niet bij kunt.
Dit red ik niet, denk ik, ik moet hier uit. Maar zo kom ik natuurlijk niet op tijd op mijn bestemming. Daarom besluit ik de conducteur erop aan te spreken en begeef me naar zijn ‘hokje’.
“Goedemiddag meneer”, zeg ik, “mag ik u eens vragen, waarom zijn bij deze temperaturen alle raampjes dicht?”
“Omdat niemand ze open doet”, antwoordt hij gevat, “u mag ze gerust openzetten, hoor”.
“Ja, maar daarvoor moet ik op de banken gaan staan en alle plaatsen zijn bezet”, geef ik als weerwoord”. “Ja, wij moeten er ook voor op de banken gaan staan, mevrouw.”
Het is duidelijk, deze man is niet voor één gat te vangen.
“Is het misschien een idee om op een dag als vandaag, voor aanvang van de eerste rit, de raampjes te openen, dan is het voor de rest van de dag klaar”, probeer ik nog. Onverschillig haalt hij zijn schouders op.
“Bovendien”, ga ik verder, “u zit zelf toch ook urenlang in deze tram, heeft ú er dan geen last van?”
“Nee hoor”, zegt hij triomfantelijk, “ik heb airconditioning!”
Ik geef het op en stap bij de eerstvolgende halte uit.
GVB, denk ik, wat betekende dat ook alweer? Gemeentelijk, gemeentelijk ….., oh ja, ik weet het weer, Gebrek aan Ventilatie Bedrijf.