Brood

Toeeeet. Toeeeeeeeeeeeet. Toeeet. Toet. Toeeeeeet.

Het is vrijdagochtend acht uur en ik heb net mijn eerste espresso soldaat gemaakt. Samen met een vriendin zit ik buiten - onder een heater - bij De Wasserette op het Gerard Douplein. Voor onze neus staat een file van auto’s met bestuurders die aanstekelijk claxonneren. Je weet wel hoe dat gaat: de een begint en dan gaat de volgende erin mee totdat de rij van auto’s een schorklinkende kakofonie creëert. Ik heb er spontaan nog een espresso van nodig.

Wat nu weer? Ik neem m'n nieuwsgier aan de hand en ga kijken. Het uitgiftepunt van Gorillas krijgt zijn voorraad geleverd. Het busje van de leverancier blokkeert de straat. Kartonnen dozen vol met melk, zakken chips en frisdrank worden de darkstore in gedragen. De fileveroorzaker wordt steeds roder. God, je zal maar tien & counting wachtende auto's op je geweten hebben. Ik moet er niet aan denken, en al helemaal niet zo vroeg op de ochtend. De file wordt almaar langer.

Gelukkig laadt mijn rode vriend zijn laatste doos uit. Hij springt in z’n bus en racet ervandoor. Ik kan zweren dat het getoeter vervangen wordt door gilletjes van geluk. ‘Yes ik kan naar m’n werk!’ slaken ze erachteraan. De tijd die de bestuurders verloren zijn, maken de flitsbezorgers goed. Ze besparen boodschappenbestellers een trip naar de supermarkt, en dus tijd. Verlorenindefiletijd.

Zo zie je maar weer, de een z’n dood is de ander z’n brood. Misschien - als er thuisbestellers in de Gorillasfile staan - is het ‘eigen brood’ ook de ‘eigen dood’.

Een ding is zeker: ‘brood’ is in deze context wel héél toepasselijk.

(december 2021)