Schrijvers in de buurt

Datum: 19 augustus 2020 / Editie: Augustus 2020 / Auteur(s): Margot van Pruissen (foto: Rob Godfried)

Deel 4
Gezien en niet onopgemerkt gebleven – Gerard Reve (1923-2006)

‘Het was nog donker, toen in de vroege morgen van de tweeentwintigste december 1946 in onze stad, op de eerste verdieping van het huis Schilderskade 66, de held van deze geschiedenis Frits van Egters, ontwaakte. Hij keek op zijn lichtgevend horloge dat aan een spijker hing. “Kwart voor zes”, mompelde hij, “het is nog nacht”. Hij wreef zich in het gezicht.’
(Fragment uit ‘De Avonden’)

In 1946, in een huis op de Jozef Israëlskade 116 (nu 415) in De Pijp zette Gerard van het Reve (later zonder ‘van het’) de eerste zinnen van ‘De Avonden’ op papier. Hij maakte met deze roman als Simon van het Reve zijn schrijversdebuut. ‘De Avonden’ werd een daverend succes, al werd het boek niet door iedereen met gejuich ontvangen.

Televisierel
Confessioneel Nederland sprak er schande van; de vakbroeders in de literatuur waren verdeeld. Het zou om ‘mensonterend’ proza gaan. Anderen prezen juist de groteske en bevrijdende humor en de durf om de naoorlogse leegte bij de jeugd zo openhartig te beschrijven.

Ondanks alle kritiek won Reve met zijn debuutroman de eerste Reina Prinsen Geerlingsprijs. Met dit boek zette Reve de toon: een begenadigd schrijver, met een onmiskenbaar stemgeluid en archaïsch taalgebruik; gekenmerkt door tegenstellingen, controverses en uitersten. In 1969 ontving hij uit handen van Marga Klompé, de toenmalige Minister van CRM, de P.C. Hooftprijs voor zijn hele oeuvre. Hij omhelsde de minister en veroorzaakte een televisierel met deze voor die tijd ongekende vrijmoedigheid tegenover autoriteiten.

‘De Avonden’ werd ondertussen in vele talen vertaald, en in grote oplagen herdrukt.

Legendarisch
Gerard Reve werd geboren in 1923 en groeide op in de Amsterdamse buurt Betondorp. In een communistisch milieu, “een levensvijandige overtuiging” zoals hij daarover in een VPRO-interview in 1991 zei. In 1966 trad hij toe tot de Rooms Katholieke kerk; zijn doop zou in een kerk in de Rustenburgerstraat hebben plaatsgevonden. Hij was een periode gehuwd met de dichteres Hanny Michaelis, maar was openlijk homoseksueel en woonde samen met een of meerdere partners. Teigetje en Woelrat, bijvoorbeeld, die ook als romanfiguren in zijn boeken voorkwamen. Zijn “geleerde broer” Karel van het Reve werkte als hoogleraar Slavische Letterkunde in Leiden.

Reve vertrok in 1964 uit Amsterdam en woonde onder andere in Greonterp (Friesland) en Veenendaal. Met Joop Schafthuizen, zijn laatste levenspartner, trok hij in 1974 naar Le Poet-Laval in Frankrijk en later naar Machelen (België). Daar stierf hij in 2006, gelauwerd en verguisd, geridderd, gehaat en aanbeden; gezien en niet onopgemerkt gebleven. Hij liet een groot en divers oeuvre na, en herinneringen aan talloze schandalen.

Eentonig, saai en verveeld
In ‘De Avonden’, zijn eerste en misschien ook wel bekendste boek, laat Reve de lezer kijken door de ogen van de 23-jarige Frits van Egters in de laatste tien dagen van het jaar 1946. Frits is mislukt op school en werkt als klerk op een kantoor. Frits woont nog bij zijn kleinburgerlijke ouders, met wie hij een tamelijk gecompliceerde relatie heeft. Vooral aan zijn vader ergert hij zich mateloos; zijn observaties van hem zijn meedogenloos. Frits heeft een vriendenkring, gaat met hen uit en bezoekt een reünie van zijn gymnasium. Zijn bestaan kabbelt voort, eentonig, saai en verveeld.

De gesprekken in ‘De Avonden’ zijn vaak absurd en afstandelijk. Ziektes, afwijkingen, dood en verderf voeren daarbij de boventoon. Frits is geobsedeerd door (zijn) beginnende kaalheid en wordt in zijn slaap geteisterd door nachtmerrieachtige dromen. Hij registreert alles om hem heen in plechtig taalgebruik. Dat maakt een afstandelijke, cynische en soms ook wel humoristische indruk. “Men dient de beproevingen in het gelaat te zien”, verzucht Frits als hij met voelbare tegenzin ’s avonds nog de deur uit moet om naar een afspraak te gaan. Het verhaal eindigt met de start van het nieuwe jaar waarin Frits tot God bidt voor het zielenheil van zijn ouders: “Eeuwige, enige, almachtige, onze God”, zei hij zacht, “vestig uw blik op mijn ouders. Zie hen in hun nood. Wend uw blik niet af.”

Bijbeltje
Veel mensen beschouwen ‘De Avonden’ als hun bijbeltje. Hoe verklaarde Reve zelf het succes van zijn debuutroman? Hoewel hij zich verbaasde over de grote belangstelling en de schare liefhebbers, had hij beslist nagedacht over de opzet en structuur van zijn boek. Ondanks de eentonigheid en de verveling in de roman slaagde hij er in bij de lezers ook spanning op te roepen. Reve daarover: “Er vindt zeker een bepaalde psychologische ontwikkeling plaats in het bewustzijn van de held. Er gebeurt van alles en tegelijkertijd niets. Eigenlijk is het een boek zoals al mijn boeken, over de dood; het hoofdthema van alle kunst. De dood is dan eigenlijk het ouder worden en daarvan is het symbool in De Avonden het kaal worden al dan niet langzaam of snel, met een krans die nog overblijft.”

Antigriepinjectie
Reve raadde lezers aan ‘De Avonden’ vooral ook in de periode vóór Kerstmis te lezen. “…dat mistige en dat waterkoude en die sof…, al die vreselijke armoede. Als je je daartegen wilt wapenen en dat wilt ondergaan dan moet je eigenlijk De Avonden lezen. Als een antigriepinjectie. Je geeft de mensen iets mee, dat moet toch ook?”

Schrijvers in de buurt

Datum: 18 februari 2020 / Editie: Februari 2020 / Auteur(s): Margot van Pruissen (foto: Rob Godfried)

Deel 1
Een onrustig leven – Jacob Israël de Haan (1881-1924)

Jacob Israël de Haan wordt geboren in een groot orthodox-joods gezin en groeit op in Zaandam. Vanaf 1896 gaat hij naar de kweekschool in Haarlem. Hoewel zijn vader voorzanger (chazzan) is in de synagoge, is Jacob marxist en wordt lid van de SDAP. Hij schrijft voor het Volk, een socialistisch dagblad waar hij een tijdje de kinderrubriek redigeert. Hij doet staatexamen, studeert rechten en promoveert in 1916. De Haan blijkt een multitalent: hij geeft les en hij publiceert proza, poëzie en artikelen in verschillende tijdschriften. Naast de opzienbarende roman ‘Pijpelijntjes’ schreef hij ook ‘Kanalje’ (1904), ‘Ondergangen’ en ‘Pathologieën’(1907) over de ondergang van Johan van Vere de With.

Correspondent in Palestina
De Haan nam afstand van het socialisme en keerde terug naar het joodse geloof. Toen pas ging hij zijn tweede naam gebruiken: Israël. Na zijn emigratie naar Palestina in 1919 sloot hij zich aan bij Edah HaChareidis, een organisatie met felle antizionistische opvattingen. Hij zet zich in voor een betere verstandhouding tussen Joden en Arabieren en is voorstander van een één statenmodel. In zijn nieuwe vaderland werkt hij als correspondent voor het Algemeen Handelblad, de huidige NRC. Hij schrijft bijna 400 feuilletons over de opbouw van het ‘Joods Nationaal Tehuis’, over het dagelijkse leven in Jeruzalem en over de Arabische bevolking van Palestina. Zijn antizionistische overtuiging komt hem duur te staan: in 1924 wordt hij op straat vermoord door een lid van de Zionistische bevrijdingsbeweging Hagana. Zijn begrafenis leidt tot een massale betoging in Jeruzalem. ‘Vrijwel de hele Joodse orthodoxie van Jeruzalem’ protesteert tegen de Zionisten aan wie men de moord toeschrijft.

Rumoer rond Pijpelijntjes
‘Pijpelijntjes’ (1904) was niet de eerste maar wel de meest geruchtmakende roman van De Haan. Het verhaal speelt zich af in De Pijp en is een van de eerste romans waarin een homoseksuele relatie openlijk wordt beschreven. Het boek bevat een verzameling van losse schetsen: over het leven in De Pijp en over de moeizame liefdesrelatie van Joop en Sam – vermoedelijk gemodelleerd naar Jacob Israël de Haan en zijn goede vriend Arnold Aletrino. ‘Pijpelijntjes’ gaat over hun gevoelens voor elkaar, hun letterlijke worstelingen, hun twijfels en over seksualiteit. De roman geldt als naturalistisch door de duidelijke, objectieve verteltrant en de directe rede. Daarbij gebruikt De Haan veel nieuwe wonderlijke woorden zoals ‘aandachtsheerlijkheid’ en ‘kleefkloddertjes’. Het is klare taal om het leven weer te geven zoals het is.

‘Sam, verleg die doek d’ris even… …zoo… ja. zoo is ’t goed…Sam, zeg, ben ik heusch anders dan die anderen?’ “Ja, ’n beetje wel…maar praat daar nou niet over.’ ‘Jawel…laten we daar nou wel over praten…hou je veel van me?” ’Dat zeg ik niet, dat weet je wel. ‘net als ik van jou? ’Begint het vaste vragenlijstje weer…nou maar ik zeg ’t niet… altijd ’t zelfde.’ Nee…dat weet je wel‘.
(Fragment uit ‘Pijpelijntjes’).

Desastreuze gevolgen
De omgeving van De Haan, onder wie zijn literaire vrienden Frederik van Eeden en Albert Verwey, reageren ontzet op zijn homo-erotische roman. Ook goede vriend Arnold Aletrino aan wie de Haan het boek opdroeg, verzet zich hevig tegen de uitgave. Hij herkent zich in een van de personages en koopt zoveel mogelijk exemplaren om ze te verbranden. Dat verklaart de hoge prijs van de nog zeldzaam verkrijgbare eerste drukken. De gevolgen voor Jacob Israël de Haan zijn desastreus. Hij verliest zijn baan bij de krant en kan niet meer als onderwijzer werken.

Zulk een mateloos verlangen
Nog tijdens zijn leven raken de boeken van Jacob Israël de Haan in de vergetelheid. Hij legt zich toe op de dichtkunst en publiceert een aantal bundels die vaak homoseksualiteit als onderwerp hebben. De betekenis van Jacob Israël de Haan in de letteren wordt inmiddels wél erkend en ook in het straatbeeld leeft hij voort. Tussen de Van Woustraat en de Amsteldijk in De Pijp is in 1993 een straat naar hem vernoemd, met een klein aan de auteur gewijd monument. Zijn dichtregel ‘Naar vriendschap zulk een mateloos verlangen’ prijkt op het Homomonument in het centrum. En een van zijn gedichten over joods zijn is vereeuwigd op een gedenksteen in de Jodenbreestraat.

Billardfabriek Wilhelmina al meer dan 100 jaar in De Pijp

Datum: 9 december 2019 / Editie: December 2019 / Auteur(s): Margot van Pruissen (foto: Rob Godfried)

ALSOF DE TIJD ER HEEFT STILGESTAAN

Het Pijpjournaal, de voorloper van De Pijp Krant, besteedde al eerder aandacht aan de bijzondere billardfabriek Wilhelmina. In 1995 werd de toenmalige eigenaar Cees van Oosterhout in de krant geportretteerd. Intussen zwaait een nieuwe generatie Van Oosterhout de scepter aan de Stadshouderskade 127, het adres waar de in 1898 opgerichte biljartfabriek sinds 1911 is gehuisvest. Het zijn de junioren Paul, Robèrt en Isabelle, allen 50+, die nu het roemruchte bedrijf van hun vader Cees bestieren.

Een paar jonge mannen staan gebogen over een miniformaat pooltafel en proberen die uit met deskundige uitleg van Paul. Het is een verrassende aanblik, omdat het statige pand vaak een lege en verstilde indruk maakt, alsof de tijd er heeft stilgestaan.

Het tegendeel is waar. In de directiekamer halen Paul, Isabelle en later ook Robèrt van Oosterhout naar hartenlust herinneringen op. Over hun familie, over de toernooien die zij met hun vader bezochten, over de prachtige biljarts in de cafés om de hoek. Paul, de meest spraakzame van het stel, somt ze in één adem op: ”Allemaal binnen een straal van 1 kilometer, om de hoek bij ons bedrijf.” Op de achtergrond klinken werkgeluiden en in de winkel vertrekt een verdwaalde passant weer. “Er schuifelt hier van alles naar binnen”, zegt Isabelle.

Vermaarde biljartkampioen
Oprichter en eerste eigenaar van Billardfabriek Wilhelmina was Isaac Salomons die een belangrijke basis voor het bedrijf legde. Ondanks de destijds moordende concurrentie en het gebrek aan aanbod van zogeheten bijproducten, zette hij een goed lopend bedrijf op poten. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de fabriek onteigend. Isaac Salomons en zijn vrouw werden gedeporteerd naar Theresienstadt; alleen de vrouw van Isaac overleefde. Het was zijn neef Jacques Salomons die er na de oorlog voor zorgde dat het bedrijf weer in handen van de familie kwam, maar door gebrek aan een opvolger, werd Wilhelmina in 1963 verkocht aan Cees van Oosterhout. Die genoot indertijd grote bekendheid als biljartkampioen, met successen in binnen- en buitenland. Cees van Oosterhout wist zijn biljartcarrière te combineren met de zorg voor de zaak. Hij voerde een sterke PR en had een breed netwerk.

Vrouwelijke topper
Ooit was biljart een sport voor de adel, mannen én vrouwen. Hoe is
dat nu? Isabelle: “Het blijkt moeilijk om jongeren voor biljart te interesseren. Het is een technisch moeilijke sport en het heeft tijd nodig om het onder de knie te krijgen. Wat ook speelt, is dat jongeren minder op locaties met een biljarttafel komen. Bovendien worden veel biljarts ingeruild voor pooltafels. Dat spel is populairder.” Wel blijkt Nederland een jonge vrouwelijke topper te hebben.
Thérèse Klompenhouwer beoefent de biljartsport op hoog niveau en
is daarvoor onlangs onderscheiden. Sinds een paar weken heeft Wilhelmina een sponsorovereenkomst met dit talent. “Als zij doorbreekt, zou zij een mooi voorbeeld zijn voor meer vrouwen in de biljartwereld”, zegt Paul. En mogelijk ook voor meer jongeren.”

Ontstresser
Isabelle: “Bij biljarten moet je de patronen leren ontdekken waarlangs het spel gespeeld moet worden. Het vraagt veel concentratie, maar een voordeel is dat je het alleen kunt spelen. En, vult Paul aan, “het werkt goed als ontstresser. Het zijn dan ook vooral mensen met hectische beroepen, zoals chirurgen en advocaten, die thuis een biljart hebben staan. Die zeggen: ‘laat mij maar even een half uurtje biljarten, dan ben ik los’. Ook bij de luchtverkeersleiding staan een pool- en een carambolebiljart. Na twee uur intensief werken, kunnen medewerkers daar even ontspannen. Hetzelfde geldt voor bedrijven op de Zuidas. Bij de financiële instellingen waar die jongens continu met dat flitsgeld bezig zijn.”

Streepje voor
De klantenkring van Wilhelmina is heel divers en is verspreid over heel Nederland: cafés, biljartverenigingen, zorgcentra, tennisclubs, sporthallen, particulieren. Paul: “Internationaal is het wat minder geworden; het vraagt teveel begeleiding. Wij hebben hier een goede markt, waarmee wij het bedrijf van deze omvang kunnen houden. ”Het geheim van de Van Oosterhouts is daarbij een goede en gedegen service. Vaste klanten hebben altijd een streepje voor; sommigen komen al 30, 40 jaar bij ons. Maar nieuwe klanten zijn uiteraard ook welkom.”

Keutje uitzoeken
De Pijp is een hele leuke werkplek, vindt de familie eensgezind. Isabelle: “Meneer komt hier zijn keutje uitzoeken en mevrouw gaat nog even de markt op. Met een mooi café om de hoek. Nee, het is bepaald geen straf om hier te werken.”

Aandacht voor kleinschalige menselijkheid

Datum: 15 oktober 2019 / Editie: Oktober 2019 / Auteur(s): Margot van Pruissen (foto: Rob Godfried)

Een hele reeks gitaren en banjo’s. In slagorde opgesteld. En overal waar je kijkt staan boeken. Dozen vol, koffers vol met boeken. Allemaal op een piepkleine etage in de Burgemeester Tellegenbuurt.

Daar woont Hein van Dongen; praktisch filosoof, docent en muzikant. Dat is hij eigenlijk al zijn hele leven lang. Dat begon in zijn geboortestad Den Helder, van waar hij als 20-jarige zo gauw als mogelijk vertrok, om in Amsterdam filosofie te gaan studeren.

Creatieve bouwkunst
Achttien jaar geleden verruilde hij zijn woning in Oost voor een betere plek in De Pijp en om dichter bij zijn vriendin te wonen. In De Pijp heeft Hein geprobeerd bij te dragen aan wat meer menselijkheid. Hij deed ooit mee aan een prijsvraag over de toekomst van de ouderenhuisvesting in de wijk. Het stond hem tegen dat de bejaardenhuizen werden afgebroken. “Dat paste niet in onze tijd, maar er was geen alternatief voorhanden. Mensen moeten dan maar zelfstandig blijven wonen en mochten het allemaal zelf uitzoeken. Zelfredzaamheid is volgens mij een holle frase.” Toen Hein in zijn eigen woning naar buiten keek, kreeg hij een idee. “Dat gaat dan zo. Associaties”.

Door een idee van Hein konden mensen die slecht ter been werden, langer zelfstandig blijven wonen. “Door vanuit de binnentuinen de woningen in de hoeken van een lift te voorzien en de balkons op elkaar aan te laten sluiten, kan je in je woning komen. Met behoud van je eigen voordeur.” Een vriend die bouwkunde studeerde, hielp hem bij het maken van een tekening en de inzending voor de prijsvraag was een feit. “Wij werden één van de drie prijswinnaars en daar hoorde behalve een geldbedrag ook bij dat het uitgevoerd moest worden.”

Een bijzonder toeval maakte dat Heins eigen woonblok werd uitgekozen als experiment. Dat idee sneuvelde uiteindelijk doordat het blok te klein bleek te zijn. Plannen om het idee in de Stadionbuurt
te gaan uitvoeren kwamen ook niet van grond. De verkoop aan particulieren, waar destijds een begin mee werd gemaakt, gooide roet in het eten.

“Dus eigenlijk moet je zoiets neerzetten in een blok waarvan je weet dat er verbouwingsplannen komen. In de loop van de tijd ben ik nog wel een paar keer benaderd om de plannen uit de kluis te halen. Maar het is elke keer weer gestrand door verschillende politieke belangen.”

Geestelijk leven
Van de ‘harde’ bouwkunde naar de ‘zachte’ yoga, Hein is ook geestelijk zo flexibel als wat. Hij draagt zijn filosofische kennis over aan studenten van de opleiding tot yogadocent. “Er zijn in de Pijp veel yogascholen en -winkels, het is redelijk commercieel en het wordt gereduceerd tot gymnastiek. En je kan het niet in je pyjama gaan doen, maar je moet er een duur pakje voor kopen. Maar het feit dat mensen zich bezighouden met hun spiritualiteit en zich even terugtrekken uit de dagelijkse hectiek, dat vind ik positief. Niet achter alles aanhollen wat je begeert. Proberen beheersing over je geestelijke leven te ontwikkelen op een niet geforceerde manier. Dat heeft niets te maken met hoe goed je je benen in je nek kunt leggen.

78 toeren
Naast yoga verdrijft Hein zijn neurotische neigingen met muziek. ”Dat doe ik elke dag.Er zijn zelfs nummers van mij in diverse films gekomen, zoals in Phileine zegt sorry.” Hij vermeldt het met de voor hem kenmerkende bescheidenheid. Hein is een begenadigd gitarist en gebruikt in zijn band Speed 78 niet zijn echte naam, maar speelt onder het pseudoniem Don van Dongen. Op platenspelers zat altijd een knopje met ‘speed’ en de 78 toeren stand leverde de leukste resultaten op bij al het vinyl. Ook de band klinkt ‘kleinschalig’, zoals u kunt horen op Spotify, waar hun nieuwe album Goom Agar op te horen is.

Verwondering
Een bezield leven? “Ja… Eigenlijk ben ik altijd bezig met zelfreflectie. Niet dat ik steeds over mezelf nadenk, maar ik vraag me steeds af wat er aan de hand is. Wat gebeurt er? Eigenlijk ben ik in een voortdurende staat van verwondering. Ik kan ook niet anders vrees ik, ik ben voor weinig andere dingen geschikt.”