Alle artikelen van Evelien Mellink (foto: Stadsarchief Amsterdam):

Diamantbuurt en glas, hoe zit dat?

Badhuizen in De Pijp

Diamantbuurt en glas, hoe zit dat?

Datum: 5 juni 2023 / Editie: Juni 2023 / Auteur(s): Evelien Mellink (foto: Stadsarchief Amsterdam)

Gekleurd glas en diamanten: wat heeft glas met de Diamantbuurt te maken? Op de grens van de Diamantbuurt staat vanaf 1907 het gebouw van diamantslijperij Asscher. Daar werd uiteraard geen glas geslepen. De straten in de buurt kregen namen van diamanten. Zo kwam de buurt aan zijn naam. Toch heeft de Diamantbuurt ook een geschiedenis van glas.

Glashut
Aan de Amstel bij de huidige Tolstraat, in wat toen nog de gemeente Nieuwer-Amstel was, stond in de 19e eeuw een glasblazerij of glashut, zoals glasblazerijen ook wel genoemd werden. Zo’n glashut leek wel op een hut: een vierkant of rond gebouw met een hoog, trechtervormig dak met in het midden een schoorsteen. Een bezoeker beschreef deze glashut als ‘een hoog, zwart gevaarte op een erf achter een ouderwets ijzeren hek’. Het was de glasblazerij Vos, Hanrath & Wiegel. Abraham Wiegel, van huis uit glasblazer, was directeur, Hermanus Vos en Johan Otto Hanrath waren mede-eigenaar en directielid.

Abraham Wiegel was vanuit glasstad Leerdam naar Nieuwer-Amstel gekomen. In 1836 begon hij een glasblazerij op het terrein van de voormalige buitenplaats Over-Amstel, die in 1835 gesloopt was. Het oude tuinhek van Over-Amstel werd de toegangspoort van de glasblazerij en is tegenwoordig nog te bewonderen in de tuin van het Rijksmuseum, te herkennen aan de vergulde letters ‘Over-Amstel’ bovenaan het hek.

Wiegel kwam uit een eeuwenoude glasblazersfamilie met een oorsprong in Duitsland. Verreweg de meeste glasblazers waren afkomstig uit Duitsland, waar ze hun glashutten altijd in bosgebieden hadden gebouwd. Het hout was nodig om de ovens mee te stoken waarin het glas gesmolten werd. Na een paar jaar trokken ze weer verder om een volgend stuk bos voor hun ovens te kappen. Sommige achternamen van deze glasblazersfamilies herinneren nog aan dit rondtrekkend bestaan, zoals de naam Pelgrim – waar de familie Wiegel verwant mee was.

Flessenglasblazerij
De glasblazerij aan de Amstel was een ‘flessenglasblazerij’ waar blanke, rode, groene en blauwe flessen werden gemaakt voor ‘wijn, bier, olie, geestrijke vochten, chemicaliën, chocolade, snuif en verduurzaamde levensmiddelen’. Rond 1850 bedroeg de productie zo’n 800.000 à 900.000 flessen per jaar.

Het terrein van de glasblazerij had een wat vreemde langwerpige vorm die nog vaag in het stratenplan herkenbaar is en lag grofweg tussen de Amstel, Tolstraat, Robijnstraat en Saffierstraat. Er stonden twee ovens die dag en nacht brandden, zeven dagen per week. Hier werd gestookt op kolen. Mede-eigenaar Hanrath was ook een koopman in brandstoffen. Op een temperatuur van 1100°C werd het glas in verschillende flessenvormen gedraaid en geblazen. De eerder geciteerde bezoeker beschreef de gehele binnenruimte als ‘één grote vuurzee van helle witte vlammen’ en het terrein eromheen als ‘zwart, dof en treurig’, met ‘grote hopen steenkool, sintels, glasscherven en zand’.

Er werkten niet alleen glasblazers, maar ook stokers, die de ovens brandend hielden, arbeiders die de grondstoffen voor het glas mengden, pottenbakkers die potten bakten om het glas in te smelten, arbeiders die zorgden voor de afkoeling van het glas en voor de opslag.

Zij woonden aan paden in de buurt zoals het Verwerpad (nu Tolstraat) en op het terrein zelf waar een straat met huisjes voor ze was gebouwd: de Wiegelstraat, genoemd naar hun baas. Deze straat liep waar nu ongeveer de Saffier- en Lutmastraat zijn. Die huisjes bestaan niet meer.

De Diamanthuisjes…van Heineken
De glasblazerij heeft tot en met 1887 bestaan; het terrein is toen opgekocht door de N.V. Woning-Maatschappij, waarvan Gerard Adriaan Heineken, directeur van de brouwerij, ook directeur was. Deze bouwmaatschappij, opgericht in 1873, zette zich in voor betere en gezondere huisvesting voor de arbeider. In 1891 bouwden ze op het terrein van de glasblazerij eengezins arbeiderswoninkjes met tuintjes in wat nu de Diamantstraat, Lutmastraat en Robijnstraat zijn. In die tijd bestond de diamantslijperij van Asscher nog niet en hadden deze straten nog andere namen en konden deze arbeiderswoninkjes dus ook onmogelijk ‘diamanthuisjes’ worden genoemd. Met de diamantslijperij van Asscher hebben ze dus niets van doen, maar met de Heinekenbrouwerij des te meer!

Alle artikelen van Evelien Mellink (foto: Stadsarchief Amsterdam):

Diamantbuurt en glas, hoe zit dat?

Badhuizen in De Pijp

Badhuizen in De Pijp

Datum: 20 juni 2022 / Editie: Juni 2022 / Auteur(s): Evelien Mellink (foto: Stadsarchief Amsterdam)

Nog niet zo lang geleden gold de douche als een luxe. Tot nog begin jaren ‘80 hadden veel mensen in 19e-eeuwse stadswijken zelfs helemaal geen douche en wasten zij zich aan de kraan. Men ging nog naar het badhuis. In De Pijp stonden twee gemeentelijke badhuizen en een particulier badhuis.

Een stukje geschiedenis
Tot ver in de 19e eeuw had men geen water uit de kraan en werd er in Amsterdam schoon water vanuit de Vecht aangevoerd, dat in waterbakken werd opgeslagen en aangevuld met regenwater; dit was geen gezuiverd water. Door gebrek aan schoon water en slechte hygiënische omstandigheden heersten er veel besmettelijke ziekten en epidemieën. Die troffen vooral mensen in arme, overbevolkte volksbuurten.

De schrijver Jacob van Lennep en de heer Vaillant trokken zich het lot van de stadsbewoners aan en richtten in 1851 de Amsterdamse Duinwatermaatschappij op. Zij zorgden voor de aanleg van een waterleiding vanuit de duinen naar Amsterdam tot aan de Haarlemmerpoort. Dit was de allereerste waterleiding in Nederland, een gietijzeren waterleiding, die tot 2017 bestaan heeft.

Het Amstel-Badhuis
Doordat er een waterleiding was, konden er ook badhuizen worden gebouwd. Luxe badhuizen voor de elite. Een van deze badhuizen was het AmstelBadhuis, op de Amsteldijk, hoek 2e Jan van der Heijdenstraat, gebouwd in 1882/1883. Hier kon men niet alleen douchen of in bad, maar ook dineren. De dames konden er naar de kapper en er was zelfs een parfumerie.

Het had aparte ingangen en baden voor dames en heren. De derde verdieping was zowel voor de dames als de heren, zodat ze daar samen konden komen.

Het was een chique badhuis met ruime badkamers en rustkamers voor na het baden met tropische planten en palmen. Op de balkons langs de ronde gevel had men een mooi uitzicht op de Amstel. Het gebouw staat op de monumentenlijst.

In 1896 ging de Amsterdamse Duinwatermaatschappij over op de Gemeente Amsterdam als het Gemeente Waterleidingbedrijf (nu Waternet). Hierdoor versnelde de aansluiting van de woningen op de waterleiding zodat iedereen toegang tot de waterleiding kreeg. Begin 20e eeuw was vrijwel elke woning in Amsterdam aangesloten.

Dit betekende echter niet dat men gelijk over warm water, laat staan een douche of bad beschikte. Men waste zich aan de kraan. Men ging hooguit één keer per week, op zaterdag, in bad: in een zinken teil, waarin men zich om de beurt in hetzelfde water waste.

Gemeentelijke badhuizen in De Pijp
In 1920 kwam wethouder De Miranda met het ‘Badhuizenplan’ waarin bepaald werd dat elke volksbuurt tenminste één badhuis moest hebben.

In De Pijp werden twee gemeentelijke badhuizen gebouwd: in de Diamantstraat (1926) en de Sweelinckstraat (1931).

In de Diamantstraat waren in totaal tien baden voor mannen en tien voor vrouwen, waarvan acht ‘stortbaden’ (douches) en twee ‘kuipbaden’. Het is een rond gebouw, waarbij de buitenste ring uit de badruimten bestond. Midden op het dak staat de schoorsteen die uit de kelder kwam waar de ketel stond.

Men mocht tien minuten douchen of baden. Een badmeester zag daar streng op toe en was onverbiddelijk. Zaterdags wilde iedereen zich douchen dus was het heel druk. Er waren wachtkamers, zodat het badhuis ook een ontmoetingsplek werd. Men vond het er zelfs zo gezellig dat, toen veel huizen een eigen douche- of badruimte kregen, sommigen toch naar het badhuis bleven komen en de doucheruimte thuis als kolenhok gebruikten.

Iedereen een eigen douche
In de jaren ‘70 zijn veel huizen in De Pijp gerenoveerd en er is nieuwbouw gekomen. Hierdoor kreeg vrijwel iedereen een douche of bad en werd het bezoek aan het badhuis minder. In de jaren ‘80 zijn ze definitief gesloten. Het badhuis aan de Sweelinckstraat heeft nadien meerdere bestemmingen gehad, maar de meesten van ons kennen het gebouw als De BadCuyp. Het badhuis in de Diamantstraat is eind jaren ‘80 als een van de laatste gesloten. Het is nu ook een rijksmonument. Kunstenaars hebben er atelierruimtes. In de ramen zijn aan de buitenkant tijdelijk portretten van in de buurt actieve bewoners geplaatst.


Tussen de twee emmertjes water halen en het huidige watergebruik is een groot verschil. In ons land verbruikt men ruim 42 liter water per persoon per dag alleen al om te douchen. Veel mensen staan dagelijks lange tijd onder de warme douche en niets herinnert er nog aan dat we ons nog geen eeuw geleden in de keuken onder de koude kraan wasten. Misschien zijn we nu enigszins doorgeschoten.