Wie is er bang voor stadsnatuur?

Een werkgroep tijdens de NMT-middag in Restaurant de Kas in park Frankendael

Het Natuur- en milieuteam (NMT) De Pijp bestaat tien jaar en vierde dit op 10 december met een bijeenkomst met als motto ‘Wie is er bang voor stadsnatuur?’

In Restaurant De Kas, gehuisvest in de voormalige stadskwekerij in park Frankendael in Watergraafsmeer, verzamelden zich rond d veertig genodigden voor een middagvullend programma: lunch, de geschiedenis van het NMT, een mysteryguest, werkgroepen en een borrel. Politici en ambtenaren van stadsdeel Oud-Zuid, beleidsmakers van de Dienst Ruimtelijke Ordening, medewerkers van woningcorporaties en natuur- en milieuorganisaties, architecten en bewoners. Allemaal, beroepshalve of vrijwillig, bezig met natuur en milieu in het algemeen en/of in De Pijp in het bijzonder.

Lunch
De keuze voor de ‘buitenPijpse’ locatie was begrijpelijk. Restaurant De Kas is gelegen in stadsnatuur en verbouwt zijn eigen groenten en kruiden en werkt vanuit het principe dat de oogst van het land, dus de natuur, bepaalt wat er gegeten wordt. De geserveerde vis en het vlees zijn verantwoord en traceerbaar. Het resultaat mag er zijn.

Tijdens een overheerlijke lunch hadden de gasten gelegenheid tot een eerste of nadere kennismaking met elkaar, wat goed lukte, want het programma liep al direct een uur uit. Geen probleem, want gezelligheid kent immers geen tijd!

Geschiedenis
Maar toen was daar toch het moment voor een terugblik op 10 jaar NMT De Pijp. Thea van Dammen, vanaf het eerste uur betrokken bij het NMT, schetste kort de ontstaansgeschiedenis en gaf een overzicht van de huidige activiteiten. Zij vertelde hoe bewoners in de jaren zeventig begonnen met het verwijderen van stoeptegels om planten te plaatsen en hoe zij dit volhielden totdat begin jaren negentig het stadsdeel besloot dit te gaan reguleren door het aanbieden van ‘stoeprandjes’, aarde en klimplanten. In 1994 verenigden buurtbewoners zich in een werkgroep natuur en milieu, die een eerste geveltuinendag organiseerde. In 1996 wist de groep vrijwilligers bij het stadsdeel een bedrag los te praten voor de aanleg (door de gemeente en het waterschap) van 100 watertuinen in de Boerenwetering, op voorwaarde dat de vrijwilligers het onderhoud voor hun rekening zouden nemen. En dat doen zij nu al dertien jaar!

In 1999 groeide het besef dat er een professionele basis moest komen voor het aansturen en begeleiden van de vrijwilligers en het stroomlijnen van de activiteiten. Met de toekenning van 60.000 gulden werd het NMT, met één vaste medewerker en twee gesubsidieerde banen, een feit. Bewust zocht men onderdak in het wijkcentrum, vanwege de al aanwezige faciliteiten, maar nog meer ‘omdat daar mensen uit alle lagen van de bevolking binnenlopen, die dan zien dat je vrijwilliger kunt worden bij het NMT. Een formule die heel goed werkt’. Inmiddels zijn de activiteiten van het NMT uitgebreid met cursussen, excursies, vogelwerkgroepen, het Groen Gemaal in het Sarphatipark (ruilen van plantjes en lenen van tuingereedschap), het onderhouden van de ‘bijbelse tuin’ bij de Oranjekerk en de bomenridders, koene strijders tegen het onnodig kappen van bomen.

Mysteryguest
Laat ik nu altijd gedacht hebben dat een mysteryguest tot het laatst bij het publiek onbekend moest blijven. Maar zo niet deze middag, want hij bleek al de hele tijd bij ons aan tafel te zitten, Martin Melchers, de stadsecoloog die dit jaar afscheid nam. Hij was naar eigen zeggen ‘derde keus’, wat voor hem misschien wel wat teleurstellend was, maar toch niet voor zijn gehoor. Wie kan er boeiender en bevlogener vertellen over stadsnatuur dan hij? Melchers lardeerde zijn verhaal met dia’s van Amsterdamse stadsnatuur. Wezels, vossen, vissen en vogels, plantjes, paddenstoelen, insecten, reptielen, vlinders en schelpen trokken aan ons voorbij, terwijl hij vertelde hoe het beleid ten aanzien van stadsecologie door de jaren heen veranderd was. Van gif spuiten ging men over op het mechanisch verwijderen van onkruid, waarna het besef groeide dat er geen reden was om bang te zijn voor stadsnatuur en men die natuur steeds vaker haar gang liet gaan. Natuur kan in een stad heel snel ontstaan door bijvoorbeeld het aanleggen van poelen, ‘plantenvlotjes’, muurtjes, groene daken en gevels en ‘zones waar je niets doet’. Melchers benadrukte het belang van het zoeken van de publiciteit met de tot nu toe behaalde resultaten, want dat zal de politiek stimuleren om te investeren in nieuwe projecten. En om bij stadsplanning al in de ontwikkelingsfase rekening te houden met de wisselwerking tussen mensen, dieren en planten. Tot slot pleitte hij voor de oprichting van een Natuurhistorisch Museum in Amsterdam en de plaatsing van een ondergrondse glaswand, waardoor het onderwaterleven geobserveerd kan worden.

Werkgroepen
Toen was er werk aan de winkel voor de genodigden. In groepjes werd er gesproken over ‘Watertuinen, lust of last?’, ‘Stadsnatuur, een rendabele investering?’ en ‘Binnentuin of buitenkamer?’

De werkgroep Watertuinen kwam met een paar suggesties ter verbetering van et project. Zij stelde voor het veelvuldig in de watertuinen aangetroffen afval van de Febo en McDonald bij de snackketens terug te brengen en er een vergoeding voor te vragen, die dan weer aangewend kan worden voor het onderhoud. Bedrijven zijn gevoelig voor imagoschade. Verder zou het plaatsen van een rij palen langs de watertuinen het regelmatig losslaan door golfslag kunnen voorkomen. Het zou botenbezitters eigenlijk onmogelijk gemaakt moeten worden met te hoge snelheid te varen, maar hoe? Vervolgens werd er nog voorgesteld om, als de bouw van een parkeergarage onder de Boerenwetering doorgaat, het voorstel van Martin Melchers om een ‘onderwatervenster’ te plaatsen direct mee te nemen in het project, dan kan de Boerenwetering als een groen/blauwe loper deel uitmaken van een toeristische route.

Belangrijkste voorstel van de werkgroep Stadsnatuur was om een begin te maken met de aanleg van groene daken en gevels (luchtfiltering, waterbeheer, isolatie) in de vorm van een voorbeeldproject, om particuliere ontwikkelaars en woningcorporaties hiervoor te enthousiasmeren.

De werkgroep Binnentuinen maakte onderscheid tussen gemeenschappelijke binnentuinen en particuliere tuinen. Probleem bij het onderhoud van gemeenschappelijke binnentuinen is de geringe bewonersparticipatie, waardoor de woningcorporaties zich genoodzaakt zien het onderhoud uit te besteden, hetgeen weer tot ongewenste huurverhogingen kan leiden. In particuliere tuinen wordt in toenemende mate het ‘gammasyndroom’ gesignaleerd: betegelen, schuttingen en tuinmeubilair plaatsen en de buitenkamer is geboren. Gevolgen: aantasting van flora en fauna, slechte waterbeheersing en geluidsoverlast. Als oplossing zouden woningcorporaties contractueel een maximaal toelaatbare bestrating kunnen vastleggen. Een andere mogelijkheid is een meldpunt te creëren voor tuinbezitters die hun tuin niet kunnen of willen onderhouden en voor tuinliefhebbers zonder tuin die het onderhoud graag voor hun rekening nemen, bijvoorbeeld etagebewoners die op de tuinen uitkijken.

Gemeenschappelijke conclusies
Woorden die in alle werkgroepen vielen waren: informatie, coördinatie en organisatie. Om mensen natuur- en milieubewust te maken is goede informatieverstrekking heel belangrijk. Dit kan via flyers, maar ook de buurtkrant kan hier een rol in spelen.

En het werken met vrijwilligers brengt de continuïteit op de lange termijn in gevaar. De eindverantwoordelijkheid hoort bij professionals te liggen.

Ook vond men het tijd voor een ‘overstijgende’ aanpak. Er is sprake van een grote versnippering van natuur- en milieugroepjes. Het zou goed zijn als er verbindingen worden gelegd en dat men zich goed organiseert. Het opzetten van een website waar alle buurtinitiatieven zichtbaar gemaakt worden zou hierbij kunnen helpen.

Het was een mooie middag waarop het NMT kreeg voldoende ideeën en suggesties aangereikt om nog minstens eens tien jaar door te kunnen.