Spiegelbeeld: goed en fout

Razzia op Joden, Jonas Daniel Meijerplein, 22 februari 1941

ACHTERGROND

Tijdens WO II waren in De Pijp veel mensen elkaars spiegelbeeld. Zo woonde er de ‘goede’ Harry Verweij, mede-organisator van de Februaristaking van 1941. En werkte er de ‘foute’ Henri ‘Hakkie’ Holdert, sympathisant van de Nationaal Socialistische Beweging (NSB). Wat weten we nog van hen?

Dat de Februaristaking op 25 februari 1941 begon, was ‘s ochtends vroeg duidelijk. “Toen er geen tram meer reed, wist de hele stad: Hé, er is wat aan de hand!”, vertelt Harry Verheij in het getuigenverhaal bij het Bos der Onverzettelijken in Almere (2008). Zijn verhaal is één van de portretten van Sprekende Beelden van het Nationaal Comité 4 en 5 mei. “In het begin van de bezetting viel het allemaal mee.

De mensen zeiden: We moeten er maar het beste van maken. Toen kwamen na de zomer de maatregelen tegen joodse mensen.” Daarop besloot de Tramgroep, waar Verweij deel van uitmaakte, de trams twee dagen niet te laten rijden. “De mensen moesten bewust worden gemaakt van wat er gebeurde”, zegt Verweij. Op dinsdag 25 februari gingen de overheidsbedrijven plat, op woensdag gevolgd door een staking van het bedrijfsleven. Zeven steden in NoordHolland en de stad Utrecht deden mee. De eerste grootschalige verzetsactie tegen de Duitsers was een feit.

De Tramgroep
“De Amsterdamse Pijp”, vertelt Verheij (1917), geboren en getogen in de Frans Halsstraat, “was een arbeidersbuurt, waar solidariteit een groot goed was. Mijn vader vond het belangrijk dat we boeken lazen, dat we ons bewust werden van de wereld. Daarom herkenden we vroeg de gevaren van het fascisme.” Hij zat in de Arbeidsreserve waar het Gemeente Vervoerbedrijf (GVB) hem uit selecteerde. Daar was hij onderhoudsmonteur en trambestuurder.

Verheij: “Bij het GVB ontmoette ik jonge communisten die mijn weerzin tegen de bezetters deelden. Alleen mochten ambtenaren geen lid zijn van de Communistische Partij Nederland (CPN). Daarom ging de CPN ondergronds en was voorzichtig met het toelaten van nieuwe leden.” Verheij: “Ik kreeg toch het vertrouwen en met de Tramgroep troffen we voorbereidingen voor de Februaristaking.”

Wat waren de aanleidingen voor de staking? Begin februari wilde de CPN actie ondernemen tegen een mogelijke regering van de NSB. Dezelfde maand kwam Hendrik Koot om bij een gevecht nadat hij met de Weerbaarheidsafdeling (WA) van de NSB op het Thorbeckeplein een cabaret was binnen gevallen om Joodse artiesten aan te vallen. Uit wraak voor zijn dood sloot de bezetter in het centrum de Jodenbuurt af. De spanning steeg tot kookpunt in de ijssalon Koco in de Van Woustraat waar klanten een knokploeg hadden gevormd om zich te verdedigen tegen invallen van de WA en de Grüne Polizei. Eigenaren Alfred Kohn en Ernst Kahn, DuitsJoodse vluchtelingen, werden gearresteerd waarna de laatste gemarteld werd om te sterven voor het vuurpeloton. Als vergelding voor het verzet in Koco vonden een paar dagen later in de Jodenbuurt ook razzia’s plaats. Willekeurig werden 425 Joodse mannen opgepakt en gedeporteerd naar het concentratiekamp Mauthausen waar zij kort daarna zijn vermoord.

De Drukkerij
Zou Verheij zijn buurtgenoot Holdert persoonlijk hebben gekend? Over Henri Holdert (1907-1988) is niet veel bekend. Hakkie, zijn roepnaam, kreeg een strenge opvoeding. Hij hield het nooit lang uit op dezelfde school en werd van de ene naar de andere gestuurd. Maar ondanks de weinig stimulerende invloed van zijn tirannieke vader op zijn schoolcarrière studeerde hij enige tijd in Parijs. Zijn vader Hendrikus Holdert (1870-1944) was drukker en uitgever van het Amsterdamsch Nieuwsblad, Nieuwsblad voor Nederland, De Echo, Het Ochtendblad, De Telegraaf en Het Nieuws van den Dag. In 1881 had zijn opa Holdert en Co. opgericht, dat één van de grootste drukkerijen van Amsterdam zou worden. Hendrikus werd bedrijfsleider en begon in 1900 voor zichzelf in de Van Ostadestraat 233. In 1931 ging ook zoon Henri bij zijn vader werken.

Misschien dat Verheij en Holdert op de hoek een keer tegen aan elkaar zijn aan gelopen, meer kan dat niet geweest zijn. Ze verkeerden in andere kringen. Hakkie ging om met Carel Huygen, in 1940 secretaris-generaal van de NSB. In datzelfde jaar stelde hij hem voor aan zijn vader, die de NSB financieel begon te steunen en bladen als de Deutsche Zeitung in den Niederlanden ging drukken. De krantenman beweerde zo zijn bladen uit handen van de nazi’s te kunnen houden. Postuum werd hij hier op afgerekend. Met de Bijzondere Rechtspleging, de rechtspraak om mensen te berechten die zich tijdens de oorlog schuldig hadden gemaakt aan overtredingen, werd hij vier jaar na zijn dood in 1948 alsnog door het tribunaal berecht. De uitspraak luidde dat Hendrikus Holdert “onoorbare middelen had gebruikt om zijn bedrijf te redden.”

En zoon Hakkie? In 1941 nam hij dienst bij de Waffen-SS en vertrok naar het oostfront. Teruggekomen ging hij na de dood van zijn vader in 1944 De Telegraaf leiden. In 1949 werd hij wegens verraad veroordeeld tot twaalf jaar gevangenisstraf en kreeg twintig jaar ‘ontzetting uit het krantenbedrijf.’ Hakkie overleed in 1988 in Venezuela.