Sores delen en veel lachen op de Albert Cuyp

Peter en Mary op de Albert Cuyp.

Peter en Mary (geen stel) kennen elkaar van de Albert Cuypmarkt, waar ze respectievelijk 35 en 45 jaar hebben gestaan. Peter met kanten stoffen en Lycra, Mary eerst met kinderkleding en later met parfumerie en aanverwante artikelen. Als je hun verhalen mag geloven was het koffiehuis de belangrijkste plek van de Cuyp. Daar deelde je je sores en er werd vooral gespeeld en gelachen. Vooral met en om elkaar, want jennen en plagen was een favoriete bezigheid van menigeen.

Peter: “Dan deden we zo’n spelletje dat je allebei een lepel in je mond had. Wat de clou was weet ik niet meer. Maar om de beurt moest je dan met die lepel in je mond de ander op zijn gebogen kop tikken. Totdat iemand vals speelde en die lepel in zijn hand nam en een ferme klap op je kop gaf. Iedereen lachen, behalve jij… We hadden een voorzitter van de Albert Cuyp vereniging. Die deed altijd héél gewichtig. De directeur van de markt. Hij was ook coach van de marktvoetballers. Intussen werd  iedereen altijd tegen hem opgestookt. Dan vertelde je iets over iemand en maakte hij ruzie om iets wat helemaal niet waar was. Dat wist iedereen dan, behalve meneer de voorzitter. Op een koude ochtend dronken we altijd hete chocolademelk. Zo’n dag begon ik een keer straalbezopen omdat iemand zóó een laag rum in mijn mok gekieperd had. Kon niet meer op mijn poten staan.

Er stonden veel Joodse jongens op de markt. Die hadden een speciale humor.” Mary: “Ja, het is nu lang zo lollig niet meer. Sinds het marktkantoor is opgeheven en het stadsdeel de boel regelt is de humor eruit. Alles is zo duur geworden… Dat ligt echt niet aan die buitenlanders, die zijn allemaal even aardig en behulpzaam. Weet je nog van die bluffer van een bekende opscheppersfamilie? Kwam die het koffiehuis binnen en vroeg of ie mocht bellen. Was nog een vaste telefoon. Ja hoor, best. Hield ie een heel gesprek over een jacht dat ie kocht. En hoe duur dat wel niet was. Vroeg ie toen ie had neergelegd: ‘Wat zal ik betalen?’ Zegt de baas: ‘Niks, want de telefoon was niet aangesloten’. Lachen. Of dat iemand een keer vroeg om haar balletjes gehakt in het koffiehuis op te warmen om mee naar huis te nemen. Was goed natuurlijk. Maar kwam ze thuis zaten er tennisballen in het pannetje, hadden ze in het koffiehuis alles  opgegeten. Je had nog erge winters hoor. Moest je ’s morgens eerst een uur scheppen voor je je stal kon opbouwen. Gingen we daarna nog even in het koffiehuis een bakkie halen, komt er iemand binnen: ‘Tonny, mag ik hier mijn handeltje even neerzetten?’ Nou, best hoor. Er stond een grote kachel met een stenen vloer eromheen. Zet die man een aantal vuilniszakken om die kachel heen. Zitten we een uurtje later met onze voeten in het water. Had ie sneeuw in die zakken gestopt.

En Rinus, die had iets met stront. Als je niet uitkeek stopte hij stront in de la waar je je geld instopte….

Ook lol met klanten hoor. Kwam er zo’n zogenaamde dame uit Zuid om lippenstift bij me te kopen. Probeerde ze de eerste. ‘Neu, dit is mijn kleur niet.’ En een tweede, ‘Neu dit is ‘m ook niet.’ En een derde ook zo. En nog één: ‘Neu, deze is uitgedroogd.’ Zeg ik: mens, je bent zelf uitgedroogd! Zegt haar man: ‘Hoor je het ook eens van een ander!’ Moesten we alle drie hard lachen hoor! En die keer dat Beatrix bij me kocht voor 70 Euro. Ik had geen pinner. En zij had niet genoeg bij zich. Ja, ik geef het niet zomaar weg hoor, al is het de koningin. Was er zo’n hofdame die had nog een vijftigje. Ik wachten op de rest. Had Beatrix nog een twintigje. Nou, oké dan. Vervolgens dachten Japanse toeristen dat ík de koningin was. Moest ik met ze op de foto!”

Peter: “Je had vreemde vogels op de markt hoor. Maar mensen laten zich soms heel makkelijk neppen. Tegenover mij stond iemand die vertelde woningen te huur te hebben. Daarvoor maakte hij dan afspraken met dames die wilden huren. Hij sprak af bij een park en nam ze mee in een auto, waar dan ‘betaald’ moest worden voor zijn dienst. Later kwamen die dames wel eens bij mij hun beklag doen. Alsof ik er wat aan kon doen. Je wist alles wel zo’n beetje als je lang op de markt stond.”

Mary: “Ja, je wist ook precies wie corrupt was en wie niet. Je kon een hoop ritselen. En marktmeesters ‘kochten’ zonder te betalen. Maar je vergiste je wel eens. Ik had keer een dealtje gesloten door te ruilen van plek met mijn zoon, die nog geen vaste plek had en nog moest loten. Word ik bij de marktmeester geroepen. ‘Jij wordt geschorst!’ Wat doen ik dan? ‘Jij hebt geruild met je zoon.’ Nou en, jij bent toch corrupt? ‘Jij bent dus geschorst!’ Vertel ik het aan mijn man, vraagt die wat heb je dan gezegd? Gaat mijn man naar die marktmeester en vraagt: ‘Waarom heb je mijn vrouw geschorst?’ ‘Omdat ze zei dat ik corrupt ben.’ ‘Nee man, ze zei je bent absurd.’ Schorsing ingetrokken!