Schrijvers in de buurt

Hans Maarten van den Brink - Foto: Uitgeverij Atlas Contact

Deel 5
Een weemoedige terugblik - Hans Maarten van den Brink (1956)

‘Alles wat bestond moest weer vervallen en ik wist zeker dat ik met dat verval niets te maken wilde hebben. Nooit. Ik was van de rivier. Ik mocht niet ouder worden en het moest zomer blijven. Met een ruk kwam ik overeind, strekte mijn armen en zei ‘slag klaar’. Zonder te wachten of David ook inderdaad klaar was om me te volgen, roeide ik weg. De boot zette zich vloeiend en moeiteloos in beweging.’
(Uit: ‘Over het water’) 

Hans Maarten van den Brink (Oegstgeest, 1956), schreef vele artikelen, non-fictieboeken en romans. Zijn meest bekende boek is ‘Over het water’ dat in 1998 als novelle verscheen. Het boek werd enthousiast ontvangen, beleefde vele herdrukken, werd diverse malen genomineerd en won de Euregioprijs. Ook in het buitenland bleef de novelle niet onopgemerkt; deze werd in maar liefst veertien talen vertaald.

Dat krankzinnige mooie water
Eerst een idee, dan de locatie, zo kwam het verhaal tot stand, vertelde de auteur, in een interview met Arjan Peeters (Volkskrant 1999). ”Ik wilde schrijven over het geluksgevoel van roeiers en plaatste dit in het buurtje achter de Schilderskade, zoals de Jozef Israëlskade in De Avonden van Gerard Reve heet.” Met de gedachte dat “iemand die in die benauwde omgeving woont mogelijk wel heel erg verlangt naar wat zich een huizenrij verder bevindt. Namelijk dat krankzinnige mooie water dat onder lichtval allerlei gedaantes aanneemt.” Zo ontstond de hoofdpersoon: Anton.

Parel van De Pijp
Met die benauwde woonomgeving refereert Van den Brink aan de Amsterdamse School. Deze bouwkundige parel van De Pijp ervaart Anton als beklemmende en dwingende architectuur die looproutes en de wooninrichting bepalen. De sociaal bewogen aartsvaders die deze vorm van huisvesting bedachten, erkenden alleen in theorie dat het volk behoefte heeft aan behoorlijke behuizing.

Schneiderhahn
Om te ontsnappen aan de beklemming van zijn buurt, moet Anton de Amstel oversteken. Zijn diepste verlangen is bij het water te horen én lid te worden van een chique roeivereniging, een zeldzame ambitie voor mensen die wonen aan zijn kant van de rivier.

Het is eind jaren dertig, maar de Tweede Wereldoorlog lijkt nog ver weg. In ‘Over het water’ maakt Anton zich los uit zijn armoedige milieu en leert roeien. De Duitse roeicoach, dokter Alfred Schneiderhahn, kiest hem uit om speciale trainingen te gaan volgen, samen met clubgenoot David, die uit een rijk milieu komt. Anton en David winnen als ‘twee zonder stuurman’ vele wedstrijden. Het einddoel is dan ook deelname aan de Olympische Spelen in Helsinki, voor Anton ‘het land van duizend meren’.

De oorlog maakt een abrupt einde aan deze droom. In 1944, liggend op de spekgladde steiger bij het zwaar beschadigde gebouw van de roeivereniging (De Hoop), realiseert Anton zich hoe gelukzalig deze periode voor hem is geweest.

Beproeving
Leren roeien op een rivier is een beproeving. ‘Over het water’ biedt een levendige inkijk in alle voorbereidingen en technische handelingen die hiervoor nodig zijn en de veelheid aan bewegingen die tegelijk met de anderen in de boot moet worden uitgevoerd. Een tijdrovend proces dat volharding vraagt en gepaard gaat met vallen en opstaan.

De komst van Schneiderhahn, een zware, weinig complimenteuze, markante man, betekent voor Anton en David een keerpunt. Onder zijn hoede leren ze roeien in harmonie en een perfecte cadans. Schneiderhahn volgt de verrichtingen van zijn pupillen vanaf de kant, op een sportfiets met opvallende witte velgen, en roept instructies met een zwaar Duits accent: ‘langsamer’, ‘hoofd omhoch’, ‘pack op’. Als hij ‘zaken moet nazien in een andere stad’, geeft hij zijn aanwijzingen door op vellen ruitjespapier, in een nauwelijks leesbaar ‘Sütterlin’ handschrift.

‘Volgend jaar in Finland’
Het hoogtepunt van al hun wedstrijden is voor Anton en David het kampioenschap op de Bosbaan. Dankzij een haast filmisch verslag ben je er als lezer zelf bij als de twee jongens in een dubbele sprint afstevenen op de finish. Ze worden kampioen zonder gewonnen te hebben.

Hans Maarten van den Brink wisselt het spannende verslag van de roeiwedstrijd af met een weemoedige beschrijving van Antons bezoek aan de zwaar beschadigde en half gesloopte roeivereniging, jaren later in de nadagen van de oorlog. Bij het wegstervende geluid van vliegtuigen naar het Oosten denkt hij aan David, die als in een visioen achter hem staat.

‘Volgend jaar beter. Volgend jaar in Finland Anton’. En ik denk: duizend meren. Maar ik zeg: ‘Dus je gaat niet weg? We roeien door’. ‘Ja’. ‘Zeg het. Zeg het in woorden’. ‘We roeien door. Dat is beloofd’.

(Uit: ‘Over het water’)