Schrijvers in de buurt

Reve vereeuwigd door een graffiti artiest naast de bloemenstal op de Ernst Cahn en Alfred Kohnbrug naar de Rijnstraat.

Deel 4
Gezien en niet onopgemerkt gebleven - Gerard Reve (1923-2006)

‘Het was nog donker, toen in de vroege morgen van de tweeentwintigste december 1946 in onze stad, op de eerste verdieping van het huis Schilderskade 66, de held van deze geschiedenis Frits van Egters, ontwaakte. Hij keek op zijn lichtgevend horloge dat aan een spijker hing. “Kwart voor zes”, mompelde hij, “het is nog nacht”. Hij wreef zich in het gezicht.’
(Fragment uit ‘De Avonden’)

In 1946, in een huis op de Jozef Israëlskade 116 (nu 415) in De Pijp zette Gerard van het Reve (later zonder ‘van het’) de eerste zinnen van ‘De Avonden’ op papier. Hij maakte met deze roman als Simon van het Reve zijn schrijversdebuut. ‘De Avonden’ werd een daverend succes, al werd het boek niet door iedereen met gejuich ontvangen.

Televisierel
Confessioneel Nederland sprak er schande van; de vakbroeders in de literatuur waren verdeeld. Het zou om ‘mensonterend’ proza gaan. Anderen prezen juist de groteske en bevrijdende humor en de durf om de naoorlogse leegte bij de jeugd zo openhartig te beschrijven.

Ondanks alle kritiek won Reve met zijn debuutroman de eerste Reina Prinsen Geerlingsprijs. Met dit boek zette Reve de toon: een begenadigd schrijver, met een onmiskenbaar stemgeluid en archaïsch taalgebruik; gekenmerkt door tegenstellingen, controverses en uitersten. In 1969 ontving hij uit handen van Marga Klompé, de toenmalige Minister van CRM, de P.C. Hooftprijs voor zijn hele oeuvre. Hij omhelsde de minister en veroorzaakte een televisierel met deze voor die tijd ongekende vrijmoedigheid tegenover autoriteiten.

‘De Avonden’ werd ondertussen in vele talen vertaald, en in grote oplagen herdrukt.

Legendarisch
Gerard Reve werd geboren in 1923 en groeide op in de Amsterdamse buurt Betondorp. In een communistisch milieu, “een levensvijandige overtuiging” zoals hij daarover in een VPRO-interview in 1991 zei. In 1966 trad hij toe tot de Rooms Katholieke kerk; zijn doop zou in een kerk in de Rustenburgerstraat hebben plaatsgevonden. Hij was een periode gehuwd met de dichteres Hanny Michaelis, maar was openlijk homoseksueel en woonde samen met een of meerdere partners. Teigetje en Woelrat, bijvoorbeeld, die ook als romanfiguren in zijn boeken voorkwamen. Zijn “geleerde broer” Karel van het Reve werkte als hoogleraar Slavische Letterkunde in Leiden.

Reve vertrok in 1964 uit Amsterdam en woonde onder andere in Greonterp (Friesland) en Veenendaal. Met Joop Schafthuizen, zijn laatste levenspartner, trok hij in 1974 naar Le Poet-Laval in Frankrijk en later naar Machelen (België). Daar stierf hij in 2006, gelauwerd en verguisd, geridderd, gehaat en aanbeden; gezien en niet onopgemerkt gebleven. Hij liet een groot en divers oeuvre na, en herinneringen aan talloze schandalen.

Eentonig, saai en verveeld
In ‘De Avonden’, zijn eerste en misschien ook wel bekendste boek, laat Reve de lezer kijken door de ogen van de 23-jarige Frits van Egters in de laatste tien dagen van het jaar 1946. Frits is mislukt op school en werkt als klerk op een kantoor. Frits woont nog bij zijn kleinburgerlijke ouders, met wie hij een tamelijk gecompliceerde relatie heeft. Vooral aan zijn vader ergert hij zich mateloos; zijn observaties van hem zijn meedogenloos. Frits heeft een vriendenkring, gaat met hen uit en bezoekt een reünie van zijn gymnasium. Zijn bestaan kabbelt voort, eentonig, saai en verveeld.

De gesprekken in ‘De Avonden’ zijn vaak absurd en afstandelijk. Ziektes, afwijkingen, dood en verderf voeren daarbij de boventoon. Frits is geobsedeerd door (zijn) beginnende kaalheid en wordt in zijn slaap geteisterd door nachtmerrieachtige dromen. Hij registreert alles om hem heen in plechtig taalgebruik. Dat maakt een afstandelijke, cynische en soms ook wel humoristische indruk. “Men dient de beproevingen in het gelaat te zien”, verzucht Frits als hij met voelbare tegenzin ’s avonds nog de deur uit moet om naar een afspraak te gaan. Het verhaal eindigt met de start van het nieuwe jaar waarin Frits tot God bidt voor het zielenheil van zijn ouders: “Eeuwige, enige, almachtige, onze God”, zei hij zacht, “vestig uw blik op mijn ouders. Zie hen in hun nood. Wend uw blik niet af.”

Bijbeltje
Veel mensen beschouwen ‘De Avonden’ als hun bijbeltje. Hoe verklaarde Reve zelf het succes van zijn debuutroman? Hoewel hij zich verbaasde over de grote belangstelling en de schare liefhebbers, had hij beslist nagedacht over de opzet en structuur van zijn boek. Ondanks de eentonigheid en de verveling in de roman slaagde hij er in bij de lezers ook spanning op te roepen. Reve daarover: “Er vindt zeker een bepaalde psychologische ontwikkeling plaats in het bewustzijn van de held. Er gebeurt van alles en tegelijkertijd niets. Eigenlijk is het een boek zoals al mijn boeken, over de dood; het hoofdthema van alle kunst. De dood is dan eigenlijk het ouder worden en daarvan is het symbool in De Avonden het kaal worden al dan niet langzaam of snel, met een krans die nog overblijft.”

Antigriepinjectie
Reve raadde lezers aan ‘De Avonden’ vooral ook in de periode vóór Kerstmis te lezen. “…dat mistige en dat waterkoude en die sof…, al die vreselijke armoede. Als je je daartegen wilt wapenen en dat wilt ondergaan dan moet je eigenlijk De Avonden lezen. Als een antigriepinjectie. Je geeft de mensen iets mee, dat moet toch ook?”