Ondergedoken op Amsteldijk 18

Mirjam Ohringer toont haar valse identiteitsbewijs uit de Tweede Wereldoorlog

Mirjam Ohringer woonde aan het begin van de oorlog achter de Weesperzijde. Ze heeft bijzondere oorlogsherinneringen aan De Pijp, waar zij en haar vader ondergedoken zaten. Haar vader zat ondergedoken op de Amsteldijk 18 en in de Jan Lievensstraat. Ook zaten ze ondergedoken op de Ceintuurbaan.

Mirjam Ohringer was 15 jaar toen de oorlog begon. Ze was enig kind van Joodse ouders, en woonde bij vader. Voor het project ‘Oorlog in mijn Buurt’ vroegen we mevrouw Ohringer naar haar herinneringen aan De Pijp tijdens de oorlog.

“Vanaf het begin was ik betrokken bij het verzet. Illegale kranten verspreiden, tussenpersoon zijn voor ondergedoken mensen, voor vrienden en voor mijn vader. Al heel vroeg leerde ik om onopvallend en voorzichtig door de straten te lopen. Overal loerde de vijand. Je beefde van binnen, maar naar buiten toe moest ik zo normaal mogelijk overkomen. Die houding leer je nooit meer af.” Mijn vaders eerste onderduikadres was Amsteldijk 18. Dat huis heeft een torentje. Een geweldige schuilpaats. Daar waren vijf onderduikers. Ze zaten ondergedoken bij een ouder echtpaar: mijnheer en mevrouw Magdalena Vierveijzer. Het was een betrouwbare familie, die contact had met het verzet.

Maar in 1943 ging het mis. Het was zaterdag. Mijnheer Vierveijzer ging er op uit om boodschappen te doen. En mevrouw maakte het huis schoon. Ze dacht: ‘Ik maak ook onze stoep even schoon.’ Maar vergat dat te melden aan de onderduikers, wat wel de afspraak was. Zij was buiten aan het schoonmaken en opeens kwamen er twee ‘jodenjagers’ aan. Grote kerels. Ze sloeg haar hand voor haar mond van schrik. Toen die mannen haar zo zagen, wisten ze genoeg. Ze liepen zo het huis in. En vonden daar de vijf onderduikers in de woonkamer. Een geweldige vangst! Ze waren eigenlijk voor maar één onderduiker gekomen, op een andere verdieping. Per Jood kregen de jagers fl. 7,50. En ze konden ook nog mevrouw Viervijzer meenemen, als strafgeval. Uiteindelijk heeft mijn vader later kunnen ontkomen aan het transport. Twee onderduikers wisten te vluchten. De twee andere onderduikers overleefden het concentratiekamp. Mevrouw Vierveijzer kwam om, tijdens een dodenmars in 1945 van Auschwitz naar Dachau.”