“Laten we van De Pijp een eiland maken”

Wouter Apituley in zijn kas achter het restaurant

Wie door De Pijp loopt kan op verschillende plekken in etalages – van winkels en andere bedrijven – foto’s ontdekken uit het archief van Amsterdam. Foto’s van De Pijp uit vervlogen dagen, waarop paard en wagen nog geen bezienswaardigheid waren en schoonmakers in witte pakken van gemeentewege met bezems van takkenbossen de stoep veegden. Het is Wouter Apituley die dit ‘Anderhalve meter museum’ heeft bedacht en georganiseerd. Hij is eigenaar en kok van de ‘Couscousclub’, naast Rialto op de Ceintuurbaan.

Als we elkaar spreken, is het restaurant nog gesloten vanwege de lockdown. Maar de deur staat voor me open en we gaan achter een schot aan tafel zitten, waar niemand ons van buitenaf kan zien.

Couscoustent op elke hoek
Hoe redt je het in een tijd als deze, met een restaurant als dit, vraag ik. Wouter: “Gelukkig is de huisbaas van dit pand erg coulant. Anders zou ik het niet redden. Het is een voordeel hem persoonlijk te kennen. We bleken allebei een passie te hebben voor de tango. Ik ben ooit hiernaast begonnen. Ik nam het Surinaamse Bambu-eethuisje over en maakte er de Couscousclub van. Dat was toen, veertien jaar geleden, een niche. Niemand kende couscous, en zeker niet als restaurant.

Maar het sloeg meteen aan. In Parijs, waar ik eerst woonde, was op elke hoek een couscoustent. Daar heb ik het leren maken. Dat is heel makkelijk. Je hebt een basis. En of je er nu kip, lobster of konijn bij doet, het maakt niet uit. Het is lekker, gezellig, gemakkelijk, goedkoop en snel.”

Algerijnse consul
“Ik had de Couscousclub eigenlijk bedacht voor mensen die niet veel te besteden hebben. Maar er komen juist veel rijke, oudere dames met een avondje Rialto eraan vast. En expats. Het hogere segment, zullen we maar zeggen. Het is zijn doel dus een beetje voorbij geschoten. De Algerijnse consul kwam hier ook een keer eten, met zijn zoontje. Na het gesprek over hoe zijn moeder couscous maakte, wat élke Noord-Afrikaan graag vertelt, vroeg hij wat al die Italiaanse futuristen hier aan de muur betekenden en waarom hij steeds Argentijnse tangomuziek hoorde. ‘Gewoon omdat ik daarvan houd,’ was mijn antwoord. Vond hij toch maar raar en niet erg passend, geloof ik.“

Quartier latin in Amsterdam
“In 2018 had ik het eerste foto-evenement bij de opening van het metrostation De Pijp bedacht: in 42 etalages op de Ceintuurbaan hingen oude foto’s. ‘De Ceintuurbaan, de boulevard van het Quartier Latin in Amsterdam’ noemde Ton Heidra dat toen in een lezing in Rialto. Daarmee is het begonnen. Toen covid ons in de greep kreeg, bedacht ik het Anderhalve meter museum. Nog meer winkels gingen meedoen aan de foto-expositie in de etalages. ‘Door De Pijp’ heette het en wandelingen langs de historische foto’s stimuleerden verkoop in de winkels. Ondernemers waren er blij mee. En bij de lockdown kon iedereen op anderhalve meter alles blijven bekijken.

Voor mij is dat de functie van kunst: dat iedereen het kan zien.”

Museum van de straat
“Mijn nieuwe project is weer een etalagetentoonstelling. Een expositie van foto’s, schilderijen, etsen, gravures en meer. Met de werktitel: De Pijp - Vanaf het water gezien.

Waar staan deze kunstwerken? Deze keer in honderd etalages van winkeliers door De Pijp heen. En  bewoners die op de begane grond wonen kunnen ook meedoen. Hiermee worden wandelroutes gemaakt en met het Museumkwartier aan de overkant, worden wij het eerste officiële museum van de straat! Waar kunst hoort!”

Eilandbestuur
“Laten we van De Pijp een eiland maken. Al is ’t dat eigenlijk al! Dan wordt het uiteindelijk: De Pijp - Het groene eiland van Amsterdam.

Waarom? Een eiland zijn heeft vele, vele voordelen. Het belangrijkste is wel snelheid. Als eiland kun je veel sneller inspringen op de dingen die gebeuren. En door sneller te zijn kun je beter voorkómen waardoor je meer veiligheid en kwaliteit aan je eilandbewoners kunt geven.

Je creëert met een eiland saamhorigheid. Een eilandgevoel. Daarmee krijg je kracht om te doen wat nodig is. Local for local, bewoners voor ondernemers en gezamenlijk voor het eiland. Klein, te overzien en efficiënt. Voor de bewoners in de eerste plaats.”

“Op dit moment worden er meer en meer panden in De Pijp opgekocht, verbouwd, weer verkocht of verhuurd aan expats of vermogende mensen. ‘Hartelijk welkom op ons eiland’, zou ik zeggen. Daarna bespreek je een mooie bijdrage aan de wijk met de nieuwkomers. Dat zal niet geweigerd worden, omdat de waarde van het pand, zeker op een groen eiland als dit, alleen maar omhoog gaat en dus ook exclusiever wordt. Hoe groen, dát laat ik even in het midden, maar als we deze lokale voordeelbelasting aan nieuwkomers heffen, gaat deze direct naar de armoedebestrijding van ons eiland. Betere kwaliteit van leven voor onze medebewoners en beter voor het eiland zelf.

Met een eigen eilandbestuur! Haha, ja dan word ik wel de eerste burgemeester.”