“Ik zou nu niet jong willen zijn”

Jeanne Koehein

Jeanne Koehein woont sinds 2010 weer in De Pijp, nadat ze er in 1953 uit vertrokken was. Ze was vijf jaar oud toen de Tweede Wereldoorlog begon en maakte de oorlog als kind bewust mee, in de Tolstraat in De Pijp, vlakbij het Henrick de Keijserplein. In het kader van het project ‘In mijn buurt’ komen kinderen van de Derde Daltonschool bij haar thuis met vragen over de oorlog. Zij is een van de weinigen die daarover nog uit eigen ervaring kan vertellen. Ze geeft die verhalen door aan scholieren, waarvan sommigen erfgoeddragers*) worden.

De toegang tot haar woning op de begane grond wijkt af van wat ik ken. De wooncorporatie heeft lange tijd geleden een stuk van de tussenmuur achter de twee toegangsdeuren naar de woningen weggehaald, waardoor alleen de rechter deur toegang geeft tot zowel begane grond als het trappenhuis naar de andere verdiepingen. Achter de linker deur, die niet meer open kan, liggen spullen van de bovenburen. Zo ontbreekt bij Jeanne dus een eigen toegang.

Luchtalarm
“Ik zat op de ‘Albertdingk Thijmschool’”, vertelt Jeanne. “Naast ons was een joodse school, de ‘Herman Elteschool’. Ik zag dat daar langzamerhand alle kinderen verdwenen. In die gebouwen zit nu de Derde Daltonschool. Wij hadden school van negen tot twaalf en van twee tot vier uur. Als het luchtalarm ging moesten wij met zijn tweeën onder onze bank kruipen. Dat was een heel gewurm. Vooral om er weer onderuit te komen. Ik was dun, maar mijn vriendinnetje was een dikkertje en het ging moeilijk. Dat was dus helemaal niet veilig, want je kon niet gauw wegkomen. Als er een bom op de school was gevallen had ons dat echt niet beschermd. Als het alarm vlak voor twaalven ging, of vlak voor vier uur, moesten we in de gang tegen de muur gedrukt zitten. Dat was eigenlijk veel veiliger. We waren best bang hoor! Bij het Henrick de Keijserplein was ook een schuilkelder. Het was een grote barak, helemaal niet onder de grond. Daar moest je bij alarm in als je buiten was. Wij gingen er vaak in spelen omdat het er donker en spannend was. In de hongerwinter van 1944 had iedereen echt honger. Er was een organisatie die Amsterdamse kinderen naar plekken bracht waar nog wel voedsel was. Twee van mijn broers werden naar Winschoten gebracht om te eten. Ik zou naar Ameland gaan, maar de huisarts zei dat ik wel dun was, maar kerngezond. Dus ik hoefde niet. Onze moeder was bang dat ons iets zou overkomen. En die angst was reëel. Er werd vaak geschoten op die tochten naar het buitengebied.

Leuk buurtje
Na de oorlog werd ik lid van de korfbalvereniging op het plein. ‘Actief’ heette die, geloof ik. En er was ook een heel actieve speeltuinvereniging. Na de verhuizing ging ik allerlei andere sporten doen.

In 2010 kwam ik terug in De Pijp, maar in een ander buurtje. Ik kende het hier niet, want ik ging altijd de andere kant op naar school. Het was wel dicht bij het Henrick de Keijserplein. Vroeger keken we daar uit op het politiebureau en op de vele winkeltjes daar. De slager, de melkboer, de bakker, de kapper, de sigarenboer. Maar nu was alles weg! Nieuwbouw voor woningen. Dit hier is wel een ‘buurtje’ gebleven. Iedereen zegt elkaar goeiedag. Echt leuk wonen hoor.

Ik ga elke dag om een uur of drie koffi e drinken in ‘Dopey’s’. Daar komt een vaste groep mensen. We kennen elkaar en houden elkaar ook een beetje in de gaten. Als iemand een paar dagen niet is geweest gaan we sms’en hoor. Er zal toch niks aan hand zijn?”

Overal oorlog
“De buurt is er in zekere zin wel op vooruit gegaan. Het was een arbeiderswijk, mensen hadden het niet breed. Dat is het nu niet meer. Het is ook geen yuppenbuurt, maar ja wat eigenlijk wel? Ik weet het niet. De studenten van nu hebben het beter dan wij vroeger. Ik moest nog naast een volle baan studeren in de avond. En in september was het spannend of er wel geld was voor alle boeken. Je ouders moesten alles betalen. Nu hebben studenten een ‘bijbaantje’. Nou ja, fi nancieel hebben ze het misschien beter, maar verder? Wat is het perspectief? Er is overal oorlog, het klimaat maakt steeds meer slachtoff ers. Ik zal mijn tijd wel uitdienen, maar wat biedt de toekomst? Ik heb een oorlog meegemaakt, met angst en ellende en ook na de oorlog kromp ik ineen als ik een vliegtuig hoorde. Later kwam er perspectief op een goede toekomst. Maar wat is nu het perspectief?

Ik zou nu niet jong willen zijn. Ik geloof niet dat ze het zo leuk hebben nu.”


* Lees ook het interview met erfgoeddraagster Lenthe op pagina 4