“Ik heb hier altijd een dorpsgevoel gehad”

Ruud maakt een mooie krul

We betreden het houtwerkatelier van Ruud Dubel en komen in een voor Pijpse begrippen brede ruimte, wel zeven meter breed. Het pand is in 1876 als een van de eerste gebouwd in dit gebied, in opdracht van de eigenaar van een molen aan de Zaagmolensloot. Dat was nog voor de sloot werd gedempt en de Albert Cuypstraat/Hemonylaan werd. Zulke brede panden konden toen nog.

Ruud Dubel heeft hier 35 jaar zijn bedrijf gehad. Toen was het toe aan funderingsherstel en moest hij een besluit nemen: doorgaan of stoppen. Het werd doorgaan, maar op een andere plek, buiten De Pijp. “Het duurde te lang”, vertelt Ruud. “Aanvankelijk dacht ik het met een sabbatical van een jaar te redden en terug te kunnen komen, maar dat bleek niet haalbaar. Zo wende ik aan een afscheid van het atelier. Een soort rouwproces. In de binnenstad in je eentje een nieuw atelier starten, is bijna onmogelijk. Maar toen diende zich via een oude stagiaire van me de mogelijkheid aan om een mooi ruim atelier te delen. Maar goed ook. Ik kan me geen AOW-leven zonder atelier voorstellen. Lekker doorwerken zonder productiedruk!”

“Het was een goede tijd in De Pijp. Iedereen ziet je werken vanaf de smalle stoep en zo was er regelmatig aanloop en altijd veel bekijks. Geen dag zonder verrassingen. Zo kwam er een keer een vrouw binnen die niet sprak. Ze schreef alles op een briefje. Eerst dacht ik dat ze doofstom was, maar ik kon gewoon tegen haar praten. Ze was niet alleen niet doof, maar ook niet stom. Ze had besloten niet meer te spreken. Bij haar thuis was het wel heel vol, alsof ze de regie een beetje kwijt was. Misschien gaf haar besluit de rust die ze nodig had.

Er kwam ook een keer een oude man binnen. Hij vertelde me over mijn eigen grootvader, het schoolhoofd bij wie hij in de klas had gezeten, op het Frederiksplein. Die grootvader heb ikzelf nooit gekend. Het is kenmerkend voor het dorpsgevoel dat ik hier altijd heb gehad en wat ik ga missen. De straat voelt als een ruim huis door de geborgenheid van de gevels die niet ver van elkaar staan.

Een andere klant woonde in een vrijstaand huis met een grote tuin buiten de stad. Maar voor zijn oude dag kocht hij een pand in de Govert Flinckstraat vanwege de geborgenheid en de aanwezige cultuur en levendigheid hier.”

Krakers
“In de zeventiger jaren woonde ik op een zolder boven ‘De Punt’ (nu: ‘Café de Baron’). Daarna in een kraakpand in de Govert Flinck. De stedenbouwkundigen van destijds vonden dat er meer ruimte moest komen, maar krakers zorgden voor het behoud van het karakter van De Pijp. Nu is de buurt immens populair, juist omdat alles dicht bij elkaar zit op een kleine oppervlakte. En alles is in de buurt. De aanwezige ambachten zorgen mede voor die sfeer. Zo veranderden de opvattingen in de loop der tijd.

Leuke bedrijfjes
Vijftien jaar geleden richtten we ‘Made in De Pijp’ op, de vereniging van ambachten in de wijk. We zochten elkaar op voor ondersteuning, maar ook voor goede lobby naar de gemeente voor behoud van de ambachten hier. Dat is goed gelukt. De gemeente praat graag met ons als groep en is overtuigd van het belang van de ambachten hier. In het bestemmingsplan is vastgelegd dat als een atelier verdwijnt er een nieuw ambacht voor terug moet komen. Hier dus ook. Het is in ieders belang. De ambachten spelen een rol in een duurzame samenleving: je brengt makkelijk iets dichtbij, zonder auto, naar een atelier voor reparatie, een stoffeerder of meubelmaker. Ik heb niet eens een rijbewijs. Ik doe alles in de buurt met een handkar. Als dat niet gaat besteed ik ‘t uit. Iemand van een woningbouwvereniging zei een keer tegen me: ‘Die leuke bedrijfjes van jullie helpen bij de waardestijging van ons onroerend goed.’ Maar ja, dan gaan de huren meestal ook omhoog…”

Mooie houtkrul
“In de loop der jaren heb ik wel honderd stagiaires gehad. Jongeren, maar ook ouderen die in deeltijd een nieuw vak leerden. Dat heb ik altijd heel inspirerend gevonden, het heeft mij mede gevormd als maker. Kinderen hier ontvangen, vind ik ook heel fijn. Ze laten schaven met een blokschaaf en dan hun verrassing zien bij het ontstaan van zo’n mooie houtkrul. Een keer zei een kind: ‘Hé, ik hoor kuikentjes!’ Ik realiseerde me dat ze het piepen van de boor in het hout bedoelde, maar ik had nog nooit kuikentjes gehoord! Kinderen krijgen veel te weinig de kans om met hun handen te werken in het onderwijs. Hand- en hoofdwerk zijn geen gescheiden werelden, ze hangen samen. Dat is het prachtige van dit vak: aan de ene kant je creativiteit die nodig is om problemen op te lossen en aan de andere kant het bijna meditatieve zagen en schaven en schuren.”