Diamantbuurt en glas, hoe zit dat?

Glasblazerij aan wat nu de Lutmastraat is. Met hek ‘Over Amstel’

Gekleurd glas en diamanten: wat heeft glas met de Diamantbuurt te maken? Op de grens van de Diamantbuurt staat vanaf 1907 het gebouw van diamantslijperij Asscher. Daar werd uiteraard geen glas geslepen. De straten in de buurt kregen namen van diamanten. Zo kwam de buurt aan zijn naam. Toch heeft de Diamantbuurt ook een geschiedenis van glas.

Glashut
Aan de Amstel bij de huidige Tolstraat, in wat toen nog de gemeente Nieuwer-Amstel was, stond in de 19e eeuw een glasblazerij of glashut, zoals glasblazerijen ook wel genoemd werden. Zo’n glashut leek wel op een hut: een vierkant of rond gebouw met een hoog, trechtervormig dak met in het midden een schoorsteen. Een bezoeker beschreef deze glashut als ‘een hoog, zwart gevaarte op een erf achter een ouderwets ijzeren hek’. Het was de glasblazerij Vos, Hanrath & Wiegel. Abraham Wiegel, van huis uit glasblazer, was directeur, Hermanus Vos en Johan Otto Hanrath waren mede-eigenaar en directielid.

Abraham Wiegel was vanuit glasstad Leerdam naar Nieuwer-Amstel gekomen. In 1836 begon hij een glasblazerij op het terrein van de voormalige buitenplaats Over-Amstel, die in 1835 gesloopt was. Het oude tuinhek van Over-Amstel werd de toegangspoort van de glasblazerij en is tegenwoordig nog te bewonderen in de tuin van het Rijksmuseum, te herkennen aan de vergulde letters ‘Over-Amstel’ bovenaan het hek.

Wiegel kwam uit een eeuwenoude glasblazersfamilie met een oorsprong in Duitsland. Verreweg de meeste glasblazers waren afkomstig uit Duitsland, waar ze hun glashutten altijd in bosgebieden hadden gebouwd. Het hout was nodig om de ovens mee te stoken waarin het glas gesmolten werd. Na een paar jaar trokken ze weer verder om een volgend stuk bos voor hun ovens te kappen. Sommige achternamen van deze glasblazersfamilies herinneren nog aan dit rondtrekkend bestaan, zoals de naam Pelgrim - waar de familie Wiegel verwant mee was.

Flessenglasblazerij
De glasblazerij aan de Amstel was een ‘flessenglasblazerij’ waar blanke, rode, groene en blauwe flessen werden gemaakt voor ‘wijn, bier, olie, geestrijke vochten, chemicaliën, chocolade, snuif en verduurzaamde levensmiddelen’. Rond 1850 bedroeg de productie zo’n 800.000 à 900.000 flessen per jaar.

Het terrein van de glasblazerij had een wat vreemde langwerpige vorm die nog vaag in het stratenplan herkenbaar is en lag grofweg tussen de Amstel, Tolstraat, Robijnstraat en Saffierstraat. Er stonden twee ovens die dag en nacht brandden, zeven dagen per week. Hier werd gestookt op kolen. Mede-eigenaar Hanrath was ook een koopman in brandstoffen. Op een temperatuur van 1100°C werd het glas in verschillende flessenvormen gedraaid en geblazen. De eerder geciteerde bezoeker beschreef de gehele binnenruimte als ‘één grote vuurzee van helle witte vlammen’ en het terrein eromheen als ‘zwart, dof en treurig’, met ‘grote hopen steenkool, sintels, glasscherven en zand’.

Er werkten niet alleen glasblazers, maar ook stokers, die de ovens brandend hielden, arbeiders die de grondstoffen voor het glas mengden, pottenbakkers die potten bakten om het glas in te smelten, arbeiders die zorgden voor de afkoeling van het glas en voor de opslag.

Zij woonden aan paden in de buurt zoals het Verwerpad (nu Tolstraat) en op het terrein zelf waar een straat met huisjes voor ze was gebouwd: de Wiegelstraat, genoemd naar hun baas. Deze straat liep waar nu ongeveer de Saffier- en Lutmastraat zijn. Die huisjes bestaan niet meer.

De Diamanthuisjes…van Heineken
De glasblazerij heeft tot en met 1887 bestaan; het terrein is toen opgekocht door de N.V. Woning-Maatschappij, waarvan Gerard Adriaan Heineken, directeur van de brouwerij, ook directeur was. Deze bouwmaatschappij, opgericht in 1873, zette zich in voor betere en gezondere huisvesting voor de arbeider. In 1891 bouwden ze op het terrein van de glasblazerij eengezins arbeiderswoninkjes met tuintjes in wat nu de Diamantstraat, Lutmastraat en Robijnstraat zijn. In die tijd bestond de diamantslijperij van Asscher nog niet en hadden deze straten nog andere namen en konden deze arbeiderswoninkjes dus ook onmogelijk ‘diamanthuisjes’ worden genoemd. Met de diamantslijperij van Asscher hebben ze dus niets van doen, maar met de Heinekenbrouwerij des te meer!