De ergernis van .... J. van den Berg - Plantsoenenpest

Geen idee wie ze bedacht heeft, en waarom: plantsoenen. Stukjes grond in de stad waar zwerfvuil, gespiest aan de doorns van bruine struiken, vrolijk wappert in de wind. Je kunt naar dit prachtigs kijken, maar verder niks. En je moet er omheen lopen. In de goede oude tijd stond er een groen metalen hekje op scheenbeenhoogte omheen, aan de bovenkant afgewerkt met een vijf centimeter hoge strip.

Een párk, dat is wat anders. Met het Central Park in New York als lichtend voorbeeld werden ze in alle steden aangelegd. Je kunt je er in uitleven. Bomen dicht op elkaar met slingerpaadjes; grote stukken gras waarop je kon luieren en picknicken; vijvers waar kinderen hun bootjes in lieten varen. Eén van de eerste parken in Amsterdam was ‘ons’ Sarphatipark. In die tijd was er ruimte genoeg in de straat. Naast voetgangers alleen handkarren, koetsen en rijtuigen. Was dát de reden dat er her en der ook wel een plantsoentje van af kon?

Verder naar de jaren ’70 van de vorige eeuw. Het zijn zwartwitfoto’s, prachtig van de lelijkheid. We zien een verpauperde Pijp, de straten en stoepen volgeplempt met auto’s. Hier had de welvaartsstijging zich uitgedrukt in auto’s, maar nog niet in behoorlijke huisvesting. Fietsen zie je niet geparkeerd. Die stalt iedereen op de overloop of in de fietsenstalling. Ook na de invoering van parkeerbeheer nemen auto’s heel veel vierkante meters van de openbare ruimte in beslag, maar het verpieterde plantsoentje handhaaft zich.

We zijn in het nu. Al een paar decennia is er aandacht voor meer groen en een oud ideaal wordt zelfs werkelijkheid: dankzij de Albert-Cuypgarage zijn de auto’s uit de Frans Halsbuurt getrokken. De tijdelijke herinrichting doet echter het ergste vrezen: plantsoentjes! De vierkante meters parkeerplaats worden vervangen door lappen bruine aarde die zich lui uitstrekken in de straten. Er zijn zelfs mensen die een paar tegels lichten en er hun palmboom (lang leve de klimaatverandering) in zetten. De eerste geinponem heeft al een hindernisrace georganiseerd voor scootmobielen. Zij zullen slalommen langs de bijgeplaatste fietsenrekken, de vuilcontainers én de stukken ruig groen midden in de straat die ons leren contact te houden met de natuur.

De inrichting van de straten in De Pijp, autoluw of niet, maakt geen keuzes. Bomenkransen als anti-tankwallen, ondergrondse vuilopslag die te dicht bij gevels staat te meuren, verwaarloosde geveltuintjes, fietsen in rekken die in snel tempo net zo veel plaats gaan innemen als de auto’s. Alles concurreert met elkaar. De Nederlandse Spoorwegen hebben dat allang begrepen. De perrons worden tegenwoordig zo leeg mogelijk gemaakt, zodat de stroom reizigers niet gehinderd wordt. Bekijk de inrichting van de straat ook in samenhang, en hanteer heldere uitgangspunten. Een daarvan: groen moet verticaal zijn, want er is geen ruimte voor horizontaal. Bomen dus, maar zonder tuintjes er omheen, en klimmers, zoals wilde wingerd, die de gevels bedekken. Dat is het.  

Eén plantsoen in Amsterdam is Rijksmonument, het ‘Kinderbrug’-complex over de Boerenwetering aan het eind van de Churchilllaan, nota bene hemelsbreed op een paar honderd meter afstand van De Pijp. Overigens omdat er negen sculpturen uit 1931 van negen verschillende beeldhouwers in staan.
Vooruit, dat plantsoen mag blijven.


Ergert u zich ook aan iets in De Pijp? Stuur uw verhaal voor deze nieuwe rubriek naar pijpkrant@wijkcentrumdepijp.nl
De mooiste ergernissen nemen we op in De Pijp Krant.