De dubbele wand van café Hermes

Béa Smit-Servais achter de bar van café Hermes. De dubbele muur bevindt zich achter de drankflessen

Café Hermes aan de Ceintuurbaan is één van de oudste cafés van De Pijp. In de archieven is te vinden dat het door de jaren heen vaak van eigenaar en naam is verwisseld. Eén van deze eigenaren was Ferdinand Jacobus van Essen. In 1938, vlak voordat de oorlog uitbrak, kocht hij het café van de Amstel brouwerij. Van Essen had het niet ruim, maar hij kon het voor weinig geld krijgen, omdat het café door de economische crisis in de jaren ’30 helemaal was vervallen. En dus prijkte vanaf dat moment de naam Van Essen in witte letters op het raam aan de Ceintuurbaan.

Samen met zijn vrouw en twee kinderen verhuisde Ferdinand naar de bijbehorende kleine woning die zich boven het café bevond: “Ons vorige huis was al niet groot, maar dit was zo krap.”, vertelt de nu 92-jarige Fietje van Essen, dochter van Ferdinand. “Mijn broer en ik sliepen in een heel klein kamertje op een opklapbed, maar dat paste er eigenlijk niet in.” De keuken bevond zich destijds aan de achterkant van de woning: “Die was helemaal ingebouwd, want het is een hoekwoning, dus we hadden daar geen daglicht.”.

Worst
Tijdens de oorlog is het café altijd opengebleven, maar het was niet makkelijk voor de familie Van Essen. De openingstijden werden steeds meer beperkt: “Op het laatst was het alleen nog tussen 17:00 en 19:00 uur open.”. Omdat er ‘s avonds geen licht op straat mocht zijn, moesten aan het eind van de dag alle ramen worden afgedekt: “In het café hadden we verduisteringsgordijnen en boven in de woning hadden we houten schotten die we voor de ramen en de deuren plaatsten.”

Vooral de Hongerwinter van 1944/45 was zwaar voor het gezin. Zoals zovelen hadden ze weinig te eten en ook de huiskat ondervond daar de gevolgen van. Het enige wat ze het dier konden bieden was opgeklopt eiwit. Maar zoals iedere kat had ook deze zijn streken: “In een van de klerenkasten hadden we een worst hangen voor in geval van uiterste nood. Toen we een keer in die kast kwamen bleek dat de kat erin had gezeten. Hij had het middenstuk van de worst eruit gegeten.”.

Kattenbak
In het kader van de Arbeitseinsatz (arbeidsinzet) werden vanaf 1943 alle mannen tussen de achttien en vijfendertig jaar oud opgeroepen om in Duitsland te gaan werken. Door het tegenvallende aantal aanmeldingen werden de leeftijdsgrenzen al snel opgerekt en werden er razzia’s uitgevoerd waarbij mannen en jongens konden worden opgepakt. Deze ontwikkelingen ontgingen Fietje en haar familie niet: “In de Hongerwinter hoorden wij dat alle jongens van zestien door de Duitsers konden worden opgepakt om voor hen te werken.
In Rotterdam was dat al gebeurd en dat nieuws had ons via de tamtam bereikt.”. Piet, de jongere broer van Fietje, was destijds zestien en dus was er grote vrees voor zijn veiligheid: “Mijn broer mocht van mijn ouders absoluut niet meer naar buiten.”. Maar de jongen alleen binnenhouden nam de vrees niet weg, want er werd ook rekening gehouden met een inval van de Duitsers. Daarom werd er een vluchtroute voor hem gemaakt: “In het keukenkastje onder het aanrecht zat een houten vloer. Onze timmerman Sam zaagde daar een houten luik in. Als je door het luik ging kwam je tussen een dubbele muur achter de bar terecht.”. Dat het gezin een kat had kwam in deze situatie goed uit, want door de kattenbak bovenop het luik te zetten konden ze de vluchtroute verbergen.

Gelukkig heeft het gezin nooit gebruik hoeven maken van de vluchtroute. Na de oorlog heeft Piet nog wel eens geprobeerd zich daar te verstoppen, maar hij kon er niet meer in, want hij was te groot geworden.

Waterleiding
Inmiddels is de woning boven het café verbouwd en is de keuken verplaatst. Het luik is er dus niet meer. De dubbele muur achter de bar is er echter nog steeds. Toen de waterleiding van de bovenwoning moest worden doorgetrokken naar de ketel in het café kwam Béa, uitbaatster van wat nu café Hermes heet, achter het bestaan van de dubbele wand. Zelf heeft ze tussen de muren gestaan. Het is er zo smal dat ze er alleen met haar rug tegen de muur in past. Na navraag te hebben gedaan bij het Stadsarchief kwam ze achter de functie van deze constructie en doordat de kleinkinderen van Fietje regelmatig voetbal komen kijken in het café, kwam Béa in contact met de familie Van Essen.

De kroegbazin vindt het belangrijk dat de vluchtroute behouden blijft en zou het pand het liefst tot monument willen verklaren om het te beschermen: “Als het een monument wordt mag het niet verbouwd worden en zal de dubbele wand blijven,” vertelt Béa. Om dat proces in gang te zetten hebben een paar medewerkers van haar al geïnformeerd bij de gemeente. Maar het is niet makkelijk om het pand daadwerkelijk tot monument te verklaren. Zo zijn er, naast ooggetuigenverklaringen, documenten nodig die de verhalen bevestigen. Béa is echter wel van plan in de toekomst, als ze wat meer tijd heeft, haar plannen door te zetten, want ze vindt het belangrijk dat dit soort bijzondere verhalen bewaard blijven.