Alledaags

De ouders van Theresia Lafleur, (1918). "Mijn moeder was pianiste. En mijn vader kon prachtig zingen."

Het leven van oudere mensen in de buurt

De tweekamerwoning van Theresia Lafleur 84 jaar), aan de Jozef Israelskade is vol: vol met schilderijen en foto’s. Zelf geschilderde, kleurige olieverfdoeken vullen alle gaten van de grond tot aan het plafond.

En in een kast staan rijen lijstjes met foto’s: als bewijsstukken van mooie, oude herinneren, waardevolle momenten en verloren liefdes. “’Pluk de dag, het is later dan u denkt.’ Schreef een vriend van mij op zijn celwand tijdens de oorlog. Ik heb gemerkt dat hij gelijk heeft: als je zo oud bent als ik dan merk je dat het leven maar heel kort is.”

Met haar ouders, twaalf broers en zussen en joodse onderduikers woonde Theresia tijdens de Tweede Wereldoorlog in een tweekamerwoning in Amsterdam Oud West. “’De muren hier zijn rekbaar,’ zei onze huisdokter altijd. “Met z’n zeventienen zaten we aan tafel. Er werd gekookt op een kacheltje. En gemusiceerd. Tussen de schuifdeuren. Mijn zussen en broers studeerden zang, piano en viool. Ik oefende op mijn viool. Vaak namen mijn broers hun rienden van het conservatorium mee naar huis. Vader regelde de voedselvoorraad en was samen met mijn oudste broers actief in het verzet.

Moeder zorgde voor iedereen. Ook voor onze drie overbuurmeisjes die tijdens de oorlog hun moeder hadden verloren. Elke avond aten we samen en na het eten werd vaak tweestemmig gezongen, ‘Op de grote stille heide’ en andere liedjes. Door de week leefden we sober: dan was er geen snoep of koek bij de koffie. Maar wel in het weekend. Zaterdag en zondag hadden een andere kleur, we kleedden ons mooi aan, er waren chocoladekoekjes en limonade. Op zaterdagavond werden de kranten neergelegd en aten we samen pinda’s. Dan ging mam onderwijl kousen stoppen en pelden wij pinda’s voor haar. En zaterdagavond was er steevast salade of soep.”

Soep en salade serveert ze nog altijd voor zichzelf op de zaterdagavond. En het weekend heeft die bijzondere kleur behouden: “Door de week leef ik sober: elke dag sta ik om acht uur op en eet een droge boterham met halvajam. Na het douchen maak ik mijn huis gezellig: ik maak mijn bed op, was af, zwabber de vloer. Pas daarna mag ik koffie drinken, zonder chocolaatje erbij.

Het weekend is anders: dan zet ik lekkers op tafel, ik kleed me mooi aan. En op zaterdagmiddag staat er steevast een borrel op tafel, met nootjes en haring.”

De viool heeft geen plek meer in huis. Wel handschoenen om te tuinieren en een schildersezel. Op kleurrijke olieverfdoeken verschijnen haar dierbare verloren geliefden en heeft ze mooie vergane momenten nauwgezet uitgewerkt. “Elk leven is als een roman: iedereen kent schoonheid en verdriet in z’n leven. Gelukkig kan ik me blijven verwonderen. Over de bomen die ook dit jaar weer hun wufte bloesem laten zien, het ontluiken van de prille lenteblaadjes. Een klein kind dat dapper door de wereld stapt. Geluk is niet groot, ze zit in de hele kleine dingetjes.”