Alledaags

Dora Moorman-Kreisig, moeder van Berry, 1941

Het leven van oudere mensen in de buurt

Mevrouw Berry Baanvinger, 83 jaar: “Tevredenheid. Dat is mijn levensmotto. Veel oudere mensen mopperen. Ik niet. Ik ben heel dankbaar voor het leven.

Dankbaar dat ik geen verschrikkelijke dingen mee heb gemaakt. Blij als ik opsta elke ochtend en vanuit mijn vaste stoel met mijn kop koffie in de hand naar buiten kijk en de wolkenluchten zie, de vogels. Nee, ik ben geen vogelkenner hoor. En ik ben ook dankbaar als het me lukt om in één keer te slagen voor een paar nieuwe laarsjes. Onlangs nog. Schoenen die goed zitten zijn zo belangrijk. Want ik moet in de benen blijven.

Ik loop slecht, door slijtage in de benen. Ouderdom. Maar wat geeft het? Ik heb geen pijn. Daar moet je gewoon mee leven. De een heeft dit en de ander heeft dat. Deze juffrouw wil leven! Ik ben een sterke vrouw zeggen de mensen vaak. Steeds vaker herken ik mijn moeder in mijzelf. Zij was een echte stoere vrouw, die in de oorlog op de fiets alleen naar de boeren ging en dan thuis kwam met een grote zak graan. Zo moedig als ze was. We hadden het fijn samen, zij stond altijd voor mij klaar. Toen ze zestig jaar was overleed ze, zomaar tijdens het bed opmaken is ze gevallen. Een hersenbloeding.

Nog elke dag mis ik haar. Haar portret staat daar, bij mijn stoel. Een mooie vrouw was ze, met donker haar en donkere ogen. Waar ik ook ben: overal neem ik een fo tootje van haar met me mee.

Maar ik denk niet altijd aan vroeger hoor. Ik ben een vrouw van vandaag! Ik leef met een agenda. Ik kan goed plannen, 32 jaar lang heb ik met mijn man een slagerij gehad in de Nieuwmarktbuurt. Nou dan weet je wel wat plannen is.

Elke ochtend begint mijn dag om 9 uur stipt met de telefooncirkel: 12 oudere mensen die nog zelfstandig wonen bellen elkaar. Er is een starter, die begint en eindigt de cirkel. Als iedereen is bereikt, dan is het in orde, maar als iemand niet opneemt dan moeten we actie ondernemen. Het is wel eens voorgekomen dat iemand overleden was.

Ik kijk altijd naar het nieuws en mijn vaste soap en na mijn lunch ga ik erop uit met mijn scootmobiel, of de stad in met een vriendin. Gaan we samen met de tram, armpje erdoor, inhaken. Samen koffie drinken en boodschappen doen. Thuis naai ik mijn eigen kleding. En ik kook elke avond voor mezelf.

Alleen zijn bevalt me prima. Het is heerlijk dat ik niet meer altijd aan een ander hoef te denken. Herman was een geweldige man. Een echte gentleman. Lang en slank. Hij droeg mij op handen. Volgende week zou hij jarig zijn... 23 jaar geleden overleed hij. Toen hij koffie wilde gaan zetten. Opeens hoorde ik een klap, hier, in de keuken. Ik ging kijken: daar lag Herman, op de grond, met zijn benen bij de koelkast en zijn hoofd bij de tuindeuren. Ik maakte zijn das los en probeerde hem te beademen. Die avond lag hij opgebaard op ons bed en moest ik zijn begrafenis regelen. De eerste jaren na zijn dood waren verschrikkelijk. Ik dacht dat ik er nooit meer uit zou komen...

Nu ligt dat ver achter me en heb ik het heel prettig: in mijn huisje, vlakbij de kade waar ik in de zomer graag zit met andere buren. Ik heb een leuk vriendengroepje, maar hou er ook van om alleen te zijn, hoef echt niet altijd mensen om me heen te hebben. Ik heb mijn AOW-tje en heb het goed. De crisis? Daar merk ik weinig van. Dat vind ik zielig voor jonge mensen met hoge hypotheken en schulden. Maar wij ouderen? Wij hebben toch alles!”