47 euro voor een vuilniszak

Je kan het zo gek niet bedenken, of je kunt er een boete voor krijgen. Zelfs voor je vuilniszak, als ie per ongeluk achterblijft in de straat. 

Dat overkomt mevrouw H. Op een lentedag in 2002 stopt ze het vuilnis, zoals een paar kaaskorstjes, lege eierschalen, koffiedikfilters en theezakjes, een w.c. rolletje, een aangebrand pizzarandje, lege shampoofles en enkele verscheurde enveloppen om maar iets te noemen in haar vuilniszak en knoopt hem dicht. ’s Ochtends zet ze hem naar gewoonte keurig aan de straat. Maar die ochtend – om welke reden dan ook – wordt haar vuilniszak niet opgehaald. Mevrouw H. kan dit niet controleren, omdat ze enkele dagen de stad uit is. Ze komt enkele dagen later om 3 uur ’s nachts thuis. In het donker ziet ze niet, dat ‘haar’ vuilniszak niet is opgehaald.

 

De reinigingspolitie controleert een paar dagen later in de straat en vindt een verdacht voorwerp in de vorm van een onopgehaalde vuilniszak. De zak wordt opengemaakt en na wat heen en weer geschud tussen de lege eierschalen, koffiedikfilters en het aangebrande pizzarandje, heeft ze een slappe enveloppe te pakken. Deze wordt er uit gehaald en het adres ontcijferd. Om 9 uur belt de reinigingspolitie bij mevrouw H. aan. Mevrouw H. doet slaperig open. ‘U bent in overtreding, dit is uw vuilniszak’, aldus de politie en haalt zijn bonnenboekje tevoorschijn. ‘Maar beste politie, die zak is niet opgehaald, kan ik het helpen?! roept mevrouw H. ‘Niets mee te maken, mevrouw’, zegt de politie en schrijft een boete van 47 Euro uit.

 

Mevrouw H. hoort de daaropvolgende weken niets meer en als ze na zes weken het hele vuilniszak-incident alweer vergeten is, ontvangt ze een acceptgiro. Ze gaat aan tafel zitten, pakt pen en papier en schrijft een bezwaarschrift aan het Incassobureau. Daarop ontvangt ze bericht van het Incassobureau dat ze niks moet doen en geen verhogingen betalen. In juli 2003 ontvangt mevrouw H. een dagvaarding om bij de politierechter te verschijnen op 24 oktober. Twee weken ervoor belt ze naar het parket om er zeker van te zijn dat de politierechter haar bezwaarschrift heeft gelezen. Wanneer dit niet bij het parket van de officier blijkt te liggen, wordt ze alsnog gevraagd om het even te faxen.

 

Op 24 oktober krijgt mevrouw H. dan eindelijk de kans zich te verweren tegenover de politierechter. ‘Maar meneer de politierechter’, roept ze: ‘Natuurlijk voel ik me te allen tijde verantwoordelijk voor mijn eigen huisafval en zet het altijd op het juiste moment op straat. Maar u kunt toch niet van me verwachten dat ik altijd bij mijn zak blijf staan, totdat deze wordt opgehaald?’ De politierechter moet er om lachen en scheldt haar de boete kwijt. ‘Schuldig verklaard zonder oplegging van straf’, luidt het vonnis.

 

Mevrouw H. is niet de enige met een huisafvalzaak. Er komen wel twintig andere mensen voor die ochtend. Wie had ooit gedacht, dat zo een grijs, nutteloos, achteloos, respectloos voorwerp van nikserigheid als een vuilniszak een heel politieapparaat in werking kan stellen. Dat die zelfs het voorwerp zijn voor recherche, dat daar bonnen aan worden besteed , dossiers over worden samengesteld, boetes uitgeschreven, en strafzaken over worden gehouden en waar zoveel tijd in wordt gestoken! Is er (g)een beter delict te bedenken? Mevrouw H. is te goeder trouw, maar er zijn ook bewoners, die niet willen weten wanneer het vuilnis ophaaldag is. Het hele apparaat moet bedacht zijn voor bewoners die er een potje van maken.